Een van de redenen om richting het zuiden het Canal de
St. Quentin te willen volgen en niet het makkelijker Canal du Nord was de
tunnel van Riqueval. Het is ons eerste bijzondere kunstwerk van deze reis na
het hellend vlak van Ronquières, en dan ook gelijk maar een hoogtepunt. Geen
enkele andere tunnel in Frankrijk, of souterrain, overtreft deze in zijn lengte
van bijna zes kilometer. En ook de manier waarop je erdoor vaart,
voortgetrokken achter een elektrisch aangedreven kettingsleepboot, is
uitzonderlijk.
De tunnel, of liever tunnels want het zijn er twee achter
elkaar, zijn niet aangelegd omdat er een berg te groot was om overheen of
langsheen te kunnen. Het gaat om de watervoorziening van het kanaal. Elk kanaal
verliest bij iedere schutting een hoeveelheid water dat bij het opengaan van de
onderste sluisdeuren wegloopt. Elk kanaalpand krijgt dus van bovenaf water
aangeleverd, waarmee de cruciale vraag wordt hoe het bovenste pand aan zijn
water komt. Hier komt dat dus van de berg waar de tunnel onderdoor loopt.
Achter L'Atout aan |
Het is een indrukwekkende en vermetele oplossing die alleen
mogelijk is bij de combinatie van avontuurlijke waterbouwkundigen en absolute
vorsten. Want de aantallen mensen die nodig zijn geweest om met kruiwagens en
handschoppen dit enorme gat door de berg te graven, is voor ons, gewend als we
zijn aan tunnelboormachines en gemechaniseerd grondverzet, onvoorstelbaar. De
aanleg van het kanaal was al rond 1730 begonnen maar stokte toen de revolutie uitbrak – geen absolute vorsten meer. Het was dan ook veelzeggend
Napoleon I die opdracht gaf het kanaal inclusief tunnels te voltooien. Wij
vroegen ons even af hoe hij dat deed met de benodigde arbeidskracht, want hij
had toch ook wel een paar mannetjes nodig voor zijn Grande Armée. Het antwoord:
inzet van krijgsgevangenen, dus zeg maar dwangarbeid. Dat we daar toch niet op
gekomen waren. Het is trouwens dezelfde oplossing die de Roemeense dictator Ceausescu bedacht toen hij het Cernavoda kanaal naar de Zwarte Zee wilde bouwen. Twintigduizend levens heeft dat gekost.
Toen de Riquevaltunnel in 1810 klaar was, durfden de schippers er
niet doorheen. Om dat te doorbreken werd er een prijs uitgeloofd: wie er als
eerste doorheen zou varen, mocht de rest van zijn leven gratis. Alle anderen betaalden tol.
Licht aan het eind |
Aanvankelijk werden de schepen vanaf het jaagpad getrokken door ploegen van zeven à acht mannen, die voor de doortocht twaalf tot veertien uur nodig hadden. Daarna kwamen de slepers, eerst door paardenkracht aangedreven, daarna met stoomkracht maar dat leverde te veel kolendampvergiftiging op. Sinds 1910 is er de elektrisch aangedreven sleepboot, die zich voorttrekt aan een ketting op de bodem van het kanaal.
Dit plaatje kregen we van een lezer.
Styx en Hades, maar anders. |
In zo’n smalle sloot, ondergronds of niet, valt er met
een normaal scheepsroer weinig te sturen. Je hebt immers ruimte nodig om het
achterschip te bewegen, en die ruimte is er niet. Toch is het prettig als je bij
de gladde kant met het jaagpad kunt blijven, en weg van de ruwe rotsen van de
andere kant. Daarvoor hebben we na vier jaar eindelijk ons koproer kunnen
gebruiken, en dat werkte voortreffelijk.
Na de uitgang kwamen we in een soort groene canyon, met aan weerszijden de berg waar het allemaal om ging. Het was intussen half acht, na sluitingstijd van de sluizen, dus we meerden voor de nacht af bij het Gare d'Eau van Lesdins, zeven kilometer voor St. Quentin. Hiervandaan schutten we voorlopig een tijdje naar beneden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten