Het is weer zondag. Vroeger zag je dat aan serieus
kijkende mannen en vrouwen die in donkere kleding ter kerke gingen. Nu zijn het
weer mannen – vrouwen veel minder – die zich in rare pakjes op de veel te smalle zadels van hun racefietsen
laten zakken.
We zitten op de Aisne – laat bij het uitspreken de ‘s’
maar zitten – in département 02. Die zijn hier in alfabetische volgorde
genummerd, zodat Aisne alleen Ain als 01 heeft moeten laten voorgaan. Het is
voor het eerst in Frankrijk dat we op een rivier zitten met natuurlijke oevers,
bebost en zonder beschoeiing. Het landschap is glooiend aan het worden, je ziet
weer huisjes die oprijzend tegen een heuvelflank aan zitten, de vogeltjes
fluiten, de zon schijnt en wij zijn de enigen op het water. Heerlijk, een stuk
beter dan fietsen!
Straks komen we langs Soissons, voor ons de laatste
plaats in Picardië. Daar leggen we zo mogelijk even aan, al is het alleen maar
om de kathedraal ons respect te betuigen – respect en medeleven. Want het gaat
er niet goed. Met heel Picardië gaat het niet goed. Ooit was het een rijk
gebied, dat is te zien aan het ongelooflijke aantal gotische kathedralen dat
hier sinds de dertiende eeuw is neergezet. En nog steeds zie je uitgestrekte
korenvelden, vermoedelijk van oudsher de bron van rijkdom, maar Picardië zelf
beleeft daar weinig vreugde aan. Ik moet denken aan mijn vader in de tijd dat
hij nog boer was. Zijn grootste voldoening was wanneer hij na de oogst met de
handen in zijn zakken tevreden kon kijken naar een volle schuur. Schuren zijn
hier niet, alleen her en der verspreid enorme graansilo’s, maar die zijn niet
van de boer. Die boer is er sowieso ook niet; de uitgestrektheid van de velden wijst op
grootgrondbezit van afwezige eigenaren. Picardië mag zijn grond en zijn
eenvoudige arbeidskracht leveren, maar de opbrengst wordt onmiddellijk
afgevoerd. Het is als de koe die na het kalveren amper haar jong mag
schoonlikken. Zo is Picardië ongeveer het Franse Oost-Groningen. Daar mogen ze
ook de rijkdom uit de grond inleveren bij hoge heren elders, die er mooie
dingetjes mee doen voor mensen in Den Haag en Amsterdam. Als intussen de huizen
in Groningen op instorten staan, is dat jammer, maar geld om er iets aan te
doen, is er helaas niet.
We zien hier geen mooie landhuizen met uitzicht op de
rivier. Dat was voorbij Gent zo, het komt ook weer aan de Parijse goudkust
langs de Marne en misschien tussendoor ook wel bij Reims. Wat je hier hebt, is
de herinnering aan oorlog. Voorbij
Compiège kwamen we langs het Carrefour de l’Armistice, waar in 1918 de Duitsers
een vernederend wapenstilstandsverdag moesten ondertekenen – niet in een
kasteel of paleis maar in een treinwagon. De enige reden dat het niet op de plee
gebeurde is vermoedelijk dat de Fransen dat te erg vonden stinken, en er niet genoeg politici en generaals in konden. Hitler kreeg
natuurlijk zijn revanche in 1940, toen hij de Franse capitulatie liet ondertekenen
in dezelfde wagon, die 22 jaar symbolisch had staan pronken. Om een eventuele
heropvoering te voorkomen, liet hij het ding daarna opblazen – wat natuurlijk
niet verhinderde dat er weer een replica staat, en voor dezekerheid elders nog twee of drie andere.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten