Eens, op een vroegere reis door Picardië, over
land, trof het me dat hier zo weinig goede hotels zijn. Toen ik eindelijk wat
gevonden had en de eigenaresse daarover vroeg, gaf zij als verklaring dat er in
deze streek geen hoofdkantoren zijn. Hoofdkantoren brengen contacten, verkeer,
adviseurs, hogere inkomens, koopkracht, welvaart, cultuur.
Ze zijn er dus niet, in Soissons en omgeving.
Ze zijn er wel geweest, tot ongeveer de Franse Revolutie, en het waren abdijen.
In of tegen het centrum van Soissons waren er twee. Naast het zichtbare aspect
van de abdijkerk en het kloostercomplex waren het economische eenheden van betekenis,
vooral op basis van hun vaak enorme grondbezit. Dat leverde inkomsten en
rijkdom, die zich vervolgens uitspreidden in de richting van studie,
wetenschap, kunst en cultuur.
De revolutie was fel gebeten op abdijen,
vermoedelijk juist om dat grondbezit dat hen deel maakte van het feodale systeem.
Zo was Cluny in Bourgondië ooit het grootste abdijcomplex van de christelijke
wereld; de revolutionaire machthebbers verkochten het aan een
bouwmaterialenhandel die het ongeveer steen voor steen afbrak en daar goede
zaken mee deed. Precies hetzelfde gebeurde met de twee abdijen van Soissons.
Deze streek was sowieso bekend om de steen waarmee heel wat Parijse paleizen en
hôtels zijn gebouwd, en stenen uit
een abdijmuur bikken is heel wat makkelijker dan ze uit een groeve halen.
De abdijkerk van Saint-Jean-des-Vignes |
Zo verdwenen de abdijen en er kwam geen
hoofdkantoor voor in de plaats. Hun grondbezit kwam in handen van anderen, waarschijnlijk
van het soort dat we nu in een andere context aanduiden als oligarchen, en wier
nazaten nu voornaam en deftig zijn. Zonder binding met stad of streek lieten
zij de opbrengst van de landerijen voortaan naar elders vloeien. Weg welvaart en cultuur, hallo armoede en middelmatigheid. Je
ziet en proeft het overal op straat.
Soissons kent dus nu twee grote open ruimtes in
de stad waar ooit de abdijen stonden. Van een ervan zijn nog de indrukwekkende torens van de abdijkerk over, met
een gapend gat waar ooit een roosvenster zat.
Merkwaardig genoeg richtte de revolutionaire
woede zich niet op de kathedraal. Die was altijd al inachevée, onvoltooid, met slechts één toren waar er twee bedoeld
waren. Zij mocht blijven staan, maar was 1914-18 aan de beurt om ruïne te
worden. In 1938 was zij weer herbouwd, inachevée
en al. De Tweede Wereldoorlog overleefde zij, maar de kogelgaten zitten nog her
en der in de muren – net zoals in de muur van de kade waar wij aan lagen
trouwens. Soissons zit al tweehonderd jaar in de hoek waar de klappen vallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten