dinsdag 3 juni 2014

Parijs, de achterdeur


Links de lus om Parijs; rechts Ourcq en Marne. 
De Seine komt uit het zuiden
Parijs ligt aan de Seine, die bij Le Havre in zee stroomt. Globaal is dat in westnoordwestelijke richting, maar het gaat heel kronkelig. Parijs - Le Havre is over de weg 200 kilometer; over de Seine is het 350. Rotterdam heeft geluk met de Rijn, die in vergelijking een kaarsrechte watersnelweg naar het achterland is.

Het gekronkel omspoelt ook Parijs. Iets voorbij de Eiffeltoren buigt de rivier naar het noorden en zelfs het noordoosten af. Bij Billancourt voeren we onder de Pont Renault door, en we herinnerden ons hoe dat automobielbedrijf niet lang geleden voor veel ophef zorgde toen het onder druk van tegenvallende verkopen een fabriek moest sluiten. Dat werd die in Billancourt, een enorm complex dat een heel eiland in de Seine vulde. Nu staan er bouwkranen om een eerste aarzelend begin te maken met de herontwikkeling.
La Défense

Als Renault geen werk meer biedt, wie dan wel? Een soort van antwoord ligt een paar kilometer verderop: La Défense, een kantorenwijk die probeert de Londense city naar de kroon te steken. Qua architectuur lukt dat aardig, ze hebben zelfs een eigen gherkin, maar in termen van dynamiek en pure macho-drive denk ik niet dat ze in de buurt komen.

Parijs heeft veel meer Seine dan Amsterdam Amstel heeft, en wie dacht dat het verschijnsel woonboot een Nederlandse uitvinding is, zit ernaast. Op alle toegestane plekken ligt het dan ook vol met die dingen. De meeste zijn omgebouwde spitsen, en allemaal hebben ze grote gaten in de romp laten maken om uitzicht naar buiten en licht naar binnen te hebben. De uitkomst is dat ze er beslist een hekel aan hebben als er iemand langszij komt liggen, want wég uitzicht en wég licht.

Péniches aménagées
Wij gingen weer van de Seine af bij Saint-Dénis, het gelijknamige kanaal in. Dat voerde ons onder de Boulevard Périférique door voorbij het Stade de France, die vreemde vliegende schotel die in een achterstandswijk is geland. Verder langs industrieterreinen, winkelcentra en meubelboulevards - de achteringang van Parijs dus, boeiend genoeg, al is het alleen maar omdat we binnen een paar kilometer via vijf of zes sluizen een meter of dertig omhoog gezet werden.
Onder de Boulevard Périférique door

Écluse Porte de Paris
Maar ineens lagen we voor een prachtige sluisingang, gebouwd in 1890 en nu gekoesterd als monument. Het hele Canal de Saint-Martin is dat trouwens, al heeft het weinig gescheeld of het was omgebouwd geweest tot flitsend snelle autoroute-toegang tot hartje Parijs. 

Nu zitten we op het hoogste punt, het Bassin de la Villette, niet ver voor de ingang van de ondergrondse tunnel die ons later ter hoogte van de Place de la Bastille weer op de Seine brengt. Dit voelt als het Parijs zo we dat vroeger spannend vonden, dichtbij het Gare du Nord en de metrostations Stalingrad en Crimée. De film Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain speelde zich hier af; we hopen dat we haar nog te zien krijgen.

Dat hoogste punt in het kanaal roept natuurlijk de vraag op, waar dat zijn water vandaan krijgt. Dat is dus de Ourcq, het gekanaliseerde riviertje dat we eerder hebben genoemd als watervoorziening voor de stad en die hier het kanaal in stroomt. Het gaat dus niet alleen om drinkwater, ook om spuiwater voor de sluizen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten