donderdag 26 juni 2014

Canal de Berry en andere buiten gebruik gestelde vaarwegen

Marseilles-lès-Aubigny is waar het Canal de Berry zich in het Canal Latéral à la Loire voegt. Alleen zie je er geen sluis of water, maar een dam met gemeentegroen. Want het Canal de Berry is buiten dienst gesteld, déclassé, aliéné. Eerder hadden we bij Montargis ook al een stukje het Canal d'Orléans in gekeken, dat hetzelfde lot heeft ondergaan. 
Het Canal de Berry begon in 1768 als economisch project om de producten van de streek beter toegang te geven tot de markten van Parijs en de rest van Frankrijk. Er kwamen minstens zes plannen van de tekentafel, maar het vergde uiteindelijk een decreet van Napoleon om met de aanleg te beginnen. 

Helaas had die niet het eeuwige leven, het geld raakte op en de verantwoordelijke hoofdingenieur van de Franse rijkswaterstaat ging eens in Engeland kijken hoe ze het daar deden met kanalen. Dat was dus heel smal, we weten het van die typische narrowboats. Smal werkte, daar althans, en het was een stuk goedkoper. Zo werd de breedte van de kanaalsluizen en brugdoorvaarten teruggebracht van 5,20 tot 2,60 meter. Dat heeft nog een tijdlang aanleiding heeft gegeven tot de ontwikkeling van heel smalle vrachtscheepjes zoals de flûte en de Berrichon, maar het bleek een fataal verkeerde inschatting. Het grotere Gabarit Freycinet werd de dominante scheepsmaat in Frankrijk, en het achterland van het kanaal had zich over water onbereikbaar gemaakt. 

Het Canal de Berry
Foto's van www.binnenvaartinbeeld.com
In 1955 deed de staat het kanaal over aan de aangrenzende gemeenten, voor het symbolische bedrag van een franc per kilometer. Sommige hebben er visvijvers van gemaakt, andere hebben het dichtgegooid en er parkeerplaatsen of parken aangelegd. Of het gewoon verwaarloosd en dicht laten groeien. Al met al leidt het tot wat ze hier aanduiden als de saucissonnage, de verworsting van het kanaal. Op onze oude vaarkaart staat nog dat er gestudeerd wordt op rehabilitatie en heropening. Dat zal er in deze tijd van publieke soberheid niet meer van komen. 

Jammer, zeggen wij. Maar hoe weten wij zo zeker dat die gemeenten en de staat niet beter uit zijn met hun visvijvers en parken? Ik kan niet beweren dat wij als watertoeristen hier veel geld achterlaten, en de kosten van bemanning en onderhoud van de waterwegen zijn aanzienlijk. 

Het is zomaar denkbaar dat ook de prachtige kanalen die nu nog voor ons openstaan, in de komende jaren zullen worden déclassés, aliénés. Wij zullen dan met weemoed en goede herinneringen terugdenken aan deze wondertijd, toen we er nog konden varen alsof het gewoon was.

En verder, ik moet sowieso binnenkort per auto deze kant uit om wat dozen Sancerre op te halen. Ik ga dan zeker even kijken bij wat er resteert van het Canal de Berry. 

woensdag 25 juni 2014

Sancerre

Er waren twee redenen om via deze route naar het zuiden te willen. Één, na Parijs was er geen andere, en twee, we hadden gezien dat we zo langs de plaats Sancerre zouden komen. Na een eerdere bedevaart in de Champagnestreek, naar het graf van Dom Pérignon, mochten we dit niet missen. 

Daarginds lagen de belegeraars
Zoals het betaamt bij een pelgrimage, was het een behoorlijke klim omhoog. Sancerre is veel kleiner dan zijn reputatie. Het is een burchtstadje, hoog verheven boven het omringende landschap. Wij hadden bedacht dat we vroeg zouden vertrekken, te voet, van onze ligplaats in de lager aan het kanaal gelegen gemeente Saint Satur, en boven zouden ontbijten. Na de nodige beproevingen – de onzekerheid over de juiste weg; de twijfel of er wel iets te krijgen zou zijn – werden we beloond met een wijds uitzicht van achter verse croissants en koffie. 

Het aspect bedevaart werd ons pas later duidelijk. Het blijkt dat Sancerre, met La Rochelle, de laatste kern van het Hugenotenverzet is geweest na de moordpartij van de Bartholoméusnacht in 1572. Het heeft niet geholpen. Er volgde een beleg, uithongering, totale verwoesting en een nieuwe slachting. De weinige overgebleven Hugenoten in Frankrijk vluchtten naar onder andere Holland. 

Oog in oog met deze historie werd ons een ding duidelijk: Sancerre drinken is protestantenplicht! 

dinsdag 24 juni 2014

De Loire en haar zijkanalen

Kanaalbrug Briare
Ja, haar zijkanalen want La Loire is vrouwelijk, net als la Seine en de meeste andere rivieren. Alleen le Rhône en le Rhin zijn mannelijk – en natuurlijk is de Rijn ook een Franse rivier, van Bâle tot aan Strasbourg. 


Droge Loire
We varen niet op de rivier maar er langs, op het Canal Latéral à la Loire, het nieuwe. Want er is ook een oud zijkanaal, dat kennelijk te krap werd dus besloten ze er maar een nieuw, groter kanaal naast te leggen. Om daar vanaf het Canal de Briare op te komen, zonder eerst met sluizen omlaag te schutten en aan de andere kant van de Loire weer omhoog, hebben ze een kanaalbrug over de rivier gelegd. Die was met 650 meter ooit de grootste en langste ter wereld, maar sinds de bouw van het Wasserstrassenkreuz Magdeburg, 900 meter lang met het Mittellandkanal over de Elbe, alleen nog maar de mooiste. Je kunt er ook alleen maar in eenrichtingverkeer overheen met een smal scheepje, terwijl bij Magdeburg de grote jongens elkaar op de brug kunnen passeren. Ontworpen door Gustave Eiffel – brr wat heb ik een hekel aan zinsconstructies met uitgesteld onderwerp – lijkt hij (daar is het!) op de Pont Alexandre III in Parijs, waar we eerder onderdoor gevaren zijn. 

Varend over de kanaalbrug zie je waarom de Loire zelf niet bevaarbaar is. Het is een grillige, zo te zien grotendeels natuurlijke rivier met zandbanken en, zeker nu, weinig water. 

Ontmoeting in Châtillon
Wij kregen de eerste regen in geruime tijd en schuilden in Châtillon s/Loire. De plaatselijke Turkse snackbar had bier, frites en een tv-scherm, waar we de WK- wedstrijd Nederland-Chili mochten volgen. 

Verderop voegde het nieuwe zijkanaal zich in de bedding van het oude, waarna de sluizen ook allemaal lekker ambachtelijk-handbediend werden, deels door onszelf. Geeft niet – een van de éclusières vroeg of we toevallig niet wat wijn nodig hadden – Sancerre en Pouilly Fumé bijvoorbeeld. Na jaren ervaring had zij een scherp inzicht ontwikkeld  in de psyche van de dolende binnenschipper, en toevallig had zij het een en ander te koop. 



Zelfbediening




maandag 23 juni 2014

Seine-Loire verbinding

Het Canal de Loing en het Canal de Briare vormen samen de verbinding van de Loire met de Seine, die nodig was om het gulzige Parijs, waar immers alle hoge dames en heten van Frankrijk zaten, aangenaam gevoed te houden. Die functie is nu lang en breed overgenomen door wegvervoer, maar het biedt een perspectief op eeuwen geschiedenis waarin de wegeninfrastructuur niet veel voorstelde en die van het water wel. 
Onvoorstelbaar zijn voor ons de miljoenen kuubs grondverzet, met schop, pikkel en kruiwagen, de honderden sluizen en de kilometers tunnelgewelf die zijn aangelegd. 
Een van de sluizen in het Canal de Briare heet Souffre Douleur, pijn lijden. Waar komt die naam vandaan, vroegen wij de sluiswachter. Het kanaal is aangelegd met dwangarbeid van krijgsgevangenen, antwoordde hij, en daar viel niet veel bij te lachen. 
De kanaalaanleg was ook niet voor iedereen welkom. Zo was er de familie De Coligny, die het recht van tolheffing op de Loing had. Dat zagen zij door dat kanaal teloorgaan, en zo betaalden zij om 's nachts te laten opvullen wat er overdag was gegraven. Dat geld kwam natuurlijk bij de opzichters terecht, niet bij de werklieden. Die moesten alleen maar dubbel werken. 
Dit onderwerp kwam op een bijzondere manier terug in een gesprek die avond. Die sluiswachter was namelijk niet iemand aan het eind van zijn dienstjaren, maar een frisse, geïnteresseerde dertiger die probeerde met zijn werk wat aan zijn talenkenners te doen. 
- À tout à l'heure! – want hij zou de volgende sluis ook bedienen. Comment le dit-on en Hollandais?
- 'Tot straks'
- 'Tote stracques' - c'est difficile!"
Hij bleek te wonen in zo'n pittoresk sluishuisje, met zijn jonge vrouw, een Twingootje en een kindje van twee. Wij wensten hem daar geluk mee. 
- 's Winters is het wel stil en eenzaam, antwoordde hij. Maar ja, ik ben ambtenaar en heb over twintig jaar een mooi pensioen. 
We moesten toch weer even denken aan dwangarbeid. Alleen zitten de ketenen niet aan zijn enkels maar in zijn hoofd. 


zaterdag 21 juni 2014

Kanalen en sluizen

We naderen het eind van het Canal de Briare. Nog een stuk of tien neergaande sluizen te gaan en we zitten in het Canal Latéral à la Loire. 
Heuvel op, heuvel af
Het Canal de Briare was het eerste kanaal in Europa – en de wereld – dat over een heuvelrug heen werd aangelegd, en dus te maken kreeg met wat ze hier een bief de partage noemen, een waterscheidingskanaalpand. Daar hebben we het eerder over gehad, en hoe het erop aankomt water in dat bovenste pand te krijgen. 
De aanleg begon in 1604, onder de regering van de goede koning Henri IV – de man die met het Edict van Nantes een soort van godsdienstvrede bewerkstelligde en in 1610 werd vermoord. Het waren harde tijden. 
Sluistrap...
... in onbruik geraakt


Het oorspronkelijke kanaal was smaller, en telde een aantal sluistrappen. De bekendste is die bij Rogny-les-Sept-Écluses. Die trappen zijn met de verbreding van het kanaal volgens het Gabarit Freycinet, de maat van de Vlaamse spits en ook van Anna Koosje, vervangen door vijf niet-geschakelde sluizen. Het voordeel is dat schepen elkaar kunnen passeren, wat met zo'n sluistrap niet ging.

Kabelaring, niet bij ons
wel bij ons
Maar ook deze sluizen zijn met een breedte van 5,20 meter niet ruim. De Anna Koosje is 5,04 meter, wat betekent dat onze gebruikelijke wrijfhouten er niet tussen kunnen. Daar kwamen we weken geleden bij de eerste Freycinet-sluis al achter toen we ineens klem bleken te zitten. We gebruiken nu dus dikke stukken touw als buffer tussen sluiswand en schip, en die krijgen daar heel wat mee te verduren. Vorig jaar in noord-Duitsland hadden we dat touw als een soort losse kabelaring om het schip gehangen, maar dat bleek nooit te zitten waar het nodig was. Nu hangen er een stuk of wat los naar beneden op de breedste delen van het schip. 
Want die breedste delen zijn er: Anna Koosje is breed bij de schouders en de heupen, en ietwat smaller in de taille. Dat heeft ons lang verbaasd, want ze is natuurlijk recht gebouwd. Hoe is ze zo getailleerd geraakt? We zijn er nu achter. Het schip zo'n smalle sluis in schuiven is net zoiets als een kurk in een fles duwen. Als je dat scheef doet, krijg je een moet in het midden van de kurk. Anna Koosje is in de loop van haar 80+ jaren een paar keer scheef een sluis in geduwd – en dat weten wij omdat we het zelf ook op ons geweten hebben...
Het aanvaren van zulke smalle sluizen luistert heel nauw. Wij doen het nu zo dat er een of twee mannetjes op het voordek staan om aan te geven waar zij het verlengde van de naderende sluiswanden zien. Daar stuurt de stuurman op. Bij stijgende sluizen kan die zelf nog wel zo'n beetje zien waar hij het sluisgat invaart, maar bij dalende sluizen ziet hij niets achter de hoge boeg. Daar vaart hij volledig op de aanwijzingen van de voorkant. Dalende sluizen vaar je ook niet zozeer in als op.

Intussen krijgt de Anna Koosje heel wat modder op de flank. Dat komt door die touwen, die veel slib van de sluiswanden afschrapen en op de romp achterlaten.





vrijdag 20 juni 2014

Montargis, het begin van het Canal de Briare

We blijven bergopwaarts de bedding van het riviertje de Loing volgen, al is de naam van het kanaal veranderd in Canal de Briare. Dat gebeurt op de Y-splitsing waar het Canal d'Orléans erbij komt. Dat kanaal is buiten werking gesteld – déclassé et aliéné zo de Fransen het sinister en dreigend zeggen. Het zit bij de borden met 'verboden toegang' dan ook gelijk vol waterplanten, die zelfs een kano zouden afschrikken. 


Iets voorbij die splitsing, die dus ook is déclassé tot gewone doorvaart, ligt het plaatsje Montargis. Pittoreske ligplaats, beloofde onze vaarwijzer. We passeerden de plaatselijke bouwmarkt, een APK-station en een depot van Van Leeuwen Tubes. Die kennen we, uit Zwijndrecht, maar dat roept niet direct associaties op met pittoresk. 

Onze scepsis werd gelogenstraft. We draaiden een paar bochten door, en daar pal voor de volgende sluis, die toch op het punt stond het die dag voor gezien te houden, was hij er. Een prachtige ligplaats midden in het stadje, en inderdaad, pittoresk. Doorkijkjes door grachten met bruggetjes, bloembakken aan de leuningen, naast ons twee romantisch-ruīneuze huizen, vermoedelijk met spook, en een keur van winkeltjes in de levendige straten erachter. 

We hadden het eerder gehad over de geringe bijdrage van ons soort watertoerisme aan de lokale economie, maar onze inkoopexpeditie heeft daar een flinke ruk aan gegeven. 



woensdag 18 juni 2014

Nemours

De Haute Seine, breed
Nemours, wie heeft er ooit van gehoord – behalve misschien in de samenstelling met de naam DuPont de Nemours van het Amerikaanse chemiebedrijf. In dat opzicht is het vergelijkbaar met Pont-à-Mousson, een onooglijk plaatsje in Picardië dat nochtans bekendheid heeft in de naam van het glasconcern Saint-Gobain Pont-à-Mousson. Saint Gobain is trouwens ook geen wereldstad, met een huidig inwonertal van 2.500.


We kwamen hier uit omdat het in het Canal de Loing de grootste kans bood op een café met beeldscherm voor de WK-wedstrijd Nederland-Australië. Dat klopte, en we hebben als enige supporters luid zitten juichen bij de 3-2 uitslag. 
Het Canal du Loing, smal...

We kwamen hier vanuit Parijs en Melun via de Haute Seine. Dat is nog een echte brede rivier, heel anders dan de Marne die we tot aan Parijs gevolgd hebben. Ook de scheepvaartafmetingen zijn er ruim genoeg om het stuurhuis overeind te houden. Dat hield abrupt op na Champagne sur Seine, een plaatsje waarvan alleen te vermelden valt dat de Aldi en de Carrefour er aan weerszijden van een rotonde zitten. 
... stil...
Daar hebben we het stuurhuis gedemonteerd, gelukkig deze keer met een blijvend zonnige en droge weersverwachting. Daarna sloegen we af naar dit kleinere en smallere kanaal, om twee redenen. Ten eerste voert het ons in de richting van het Canal Latéral à la Loire langs de plaats Sancerre, en verder is het de enige mogelijkheid om verder naar het zuiden te komen. Het Canal du Nivernais, waar we ook naar hebben gekeken, is te klein voor ons. 
... met krappe sluizen...

Dus wat valt er hier te zien? Punt een de volstrekte natuurlijkheid van het stadje, dat zelfs niet op het idee komt indruk te willen maken op toeristen of wie dan ook. Er is een café waar je voetbal kunt kijken, een winkel waar je voor weinig geld een eenvoudig horloge kunt kopen, en een château. Oud, middeleeuws, en gerestaureerd naar het idee dat ze in de negentiende eeuw hadden van hoe de middeleeuwen eruit hoorden te zien. Viollet-le-Duc en zijn restauratieproject Carcassonne dus, dat soort werk. Te mooi aan de ene kant, maar wie geeft er wat voor het alternatief van open riolen, martelkelders en krijsende dorpsgekken?

Morgen gaan we verder in de richting Digoin. We varen inmiddels op de waterkaart van westelijk Bourgondië, dus ook wijntechnisch zijn de vooruitzichten goed.

... handbediend



Bermtoerisme



Het château van Nemours


dinsdag 17 juni 2014

Melun, de andere brie; en Abélard en Héloïse

Eerder waren wij al in Meaux, waar een van de twee soorten brie vandaan komt. Ooit, toen Franse kaas in Nederland wit was en geen smaak had, kregen wij voor het eerst een brie in handen met een licht-oranje korst, en met smaak! Dat was brie de Meaux, vernamen wij, en we concludeerden dat die andere, die smakeloze, dus van Melun moest zijn. Sindsdien hebben we bij de kaasboer alleen nog maar naar brie de Meaux gevraagd.  
Dat was dus helemaal verkeerd. Hier staat brie de Melun juist bekend als smakelijker en voller. Hij is ook kleiner, met een diameter van 28 cm. tegen 40 voor die van Meaux. Die brie zonder smaak was gewoon slechte, niet-gerijpte fabriekskaas. 
Hier hebben we vanmorgen een brie de Melun noir gekocht, daarmee schijn je te kunnen vaststellen of je een echte kaasliefhebber bent of toch gewoon een toeristisch geïnteresseerde. Vanavond weten we de uitslag. 

We lagen aan de kade voor de médiathèque Astrolabe. Die naam blijkt niet naar het sterrenkundige meetinstrument te verwijzen, maar naar de zoon van Abélard en Héloïse, het tragische liefdespaar van rond 1100. 
Abélard, een geleerde van grote faam, verlaat in 1102 de Sorbonne en begint voor zichzelf in Melun. Hij is dan 23. Later, terug in Parijs, wordt hij privaatdocent van Héloïse, nichtje – sommigen zeggen dochter – van de domkanunnik Fulbert. Hij is dan 36, zij 14. De natuur en de liefde hebben hun loop en een zoontje wordt geboren, Astrolabus, "hij die grijpt naar de sterren". Abélard wordt door toedoen van Fulbert gecastreerd, Héloïse gaat in een klooster en wordt uiteindelijk abdis. Zij blijven elkaar prachtige brieven van geestelijke liefde schrijven. Maar Abélard en zijn geschriften worden in de ban gedaan – door het concilie van Soissons, daar zijn we geweest! Hij mag zich nog net terugtrekken in een klooster en sterft op zijn 63ste. Héloïse laat zijn lichaam overbrengen, waarna zij nog 21 jaar leeft. Uiteindelijk worden zij in 1821 bijgezet op de Parijse begraafplaats Père Lachaise, zij aan zij. 

maandag 16 juni 2014

Het Canal de Saint-Martin, onder Parijs door

We namen afscheid van ons buurschip de Antipode, die de Anna Koosje anderhalve week van stroom had voorzien. We hadden een prijs per dag afgesproken, maar "doe de helft maar". Wat is het toch een rijk gevoel om welwillendheid tegen te komen, zeker in een vreemd land! 
De groene entree van de tunnel
Het Bassin de la Villette is het hoogste punt van de canaux de Paris, en we wilden naar de Seine dus dat ging bergaf. Vier dubbelsluizen brachten ons op het niveau waar het Canal de Saint-Martin ondergronds gaat, twee kilometer onder een deel van Parijs door, om uit te komen bij de Port de plaisance de l'Arsenal vlakbij de Place de la Bastille. 
Die onderdoorgang is qua uitzicht natuurlijk niet half zo interessant als die vier eerdere sluizen met links en rechts kastanjebomen en op de voetgangersbruggen allemaal zondagvierende mensen. Wij keken naar hen, zij naar ons en aan twee kanten was er verwondering. 
Het tunnelgewelf met licht- en luchtkokers
De tunnel zelf verraste vooral door zijn breedte. We hadden ons ingesteld op krappe maten zo we die eerder hadden gehad, met aan weerszijden een meter ruimte. Maar dit was heel ruim, zeker dertig meter, met een overeenkomstig indrukwekkend gewelf als overkapping. Maar het mooiste zat natuurlijk in ons hoofd, dat we bezig waren op een unieke manier Parijs te beleven. We hadden Franse vrienden uit Parijs aan boord, en zelfs voor hen was het een complete verrassing dat dit er was en dat je er zo doorheen kon. 

We maakten voor de tweede keer in twee weken een victory lap over de Seine, tussen het Île Saint-Louis en het Île de la Cité door, achter de Notre Dame  langs, voorbij de Conciergerie en het Louvre, onder de schitterende bruggen door waarvan er enkele dreigen te bezwijken onder het gewicht van letterlijk duizenden hangslotjes van geliefden die elkaar eeuwige trouw beloofden. Onder die bruggen moet ook een bult van weggeworpen sleuteltjes liggen, waarschuwde een opvarende. 

zaterdag 14 juni 2014

5 - 1

Terug in Parijs. We troffen de Anna Koosje aan waar we haar hadden achtergelaten, in het het Bassin de la Villette. Met iets meer gezelschap van kleinere bootjes achter in de haven, lag zij daar als op een eigen gereserveerde plek. Frank en Ron deden kort verslag van de afgelopen week – geen bijzonderheden behalve af en toe haperende stroomvoorziening vanaf buurboot Antipode. Wij ruilden boot- en autosleutels uit, en zo reden zij naar Amsterdam en bleven wij hier. 
Die avond speelde Nederland zijn eerste WK-wedstrijd, tegen Spanje. Terugwandelend uit een restaurantje bij de Butte de Chaumont zagen wij bij een café een 1-1 stand op een tv-scherm staan. "Nou, niet gek als ze dat tegen Spanje weten vast te houden", commentarieerden wij. De rest van de wedstrijd zagen wij op een echt groot scherm op een terras achter in het Bassin. Het was stampvol, heerlijke temperatuur, en naarmate de stand opliep naar 1-2, 1-3 en zo door tot 1-5, werd de stemming op het terras steeds uitbundiger. Aan het eind vond iedereen Nederland fantastisch, en wij deelden in de glorie alsof we zelf iets gescoord hadden. 
Feestelijke kade
Tegen een volle maan wandelden we langs feestelijke weekendkades terug naar onze drijvende B&B, die ons dit liet meemaken. Een eigen huis op een van de mooiste plekken in Parijs, het is een wonder. 

vrijdag 6 juni 2014

Even time-out

Bassin de la Villette
Het Pinksterweekend en de week erna gaan we even naar huis. We hebben de Anna Koosje in de vertrouwde handen gegeven van Frank en Ron, nadat we van Canaux de Paris toestemming hadden gekregen om de maximale ligperiode van een week ietsje te verlengen, en bij het restaurantschip Antipode achter ons een stroomlijntje mochten uitleggen. Het schip is dus bewoond en bewaakt, en dat geeft een gerust gevoel. Het Bassin de la Villette is prachtig gerenoveerd tot een levendige uitgaansbuurt. Dat geeft flink wat ogen op de wal die inbrekers niet welkom zullen zijn, maar ook, later in de nacht, verwarde mensen. Frank en Ron meldden ons dat ze na hun eerste nacht aan boord, condooms op het dek hadden gevonden. Rare gedachte, wie neemt er nou zo'n ding mee om ergens anders heen weg te slingeren? Verwarde mensen dus.
Wel een nette buurt!



Pierrot, afgedankt, en hij was al zo triest...

Canal de Saint-Martin weer omlaag. Hier gaan we later doorheen

dinsdag 3 juni 2014

Parijs, de achterdeur


Links de lus om Parijs; rechts Ourcq en Marne. 
De Seine komt uit het zuiden
Parijs ligt aan de Seine, die bij Le Havre in zee stroomt. Globaal is dat in westnoordwestelijke richting, maar het gaat heel kronkelig. Parijs - Le Havre is over de weg 200 kilometer; over de Seine is het 350. Rotterdam heeft geluk met de Rijn, die in vergelijking een kaarsrechte watersnelweg naar het achterland is.

Het gekronkel omspoelt ook Parijs. Iets voorbij de Eiffeltoren buigt de rivier naar het noorden en zelfs het noordoosten af. Bij Billancourt voeren we onder de Pont Renault door, en we herinnerden ons hoe dat automobielbedrijf niet lang geleden voor veel ophef zorgde toen het onder druk van tegenvallende verkopen een fabriek moest sluiten. Dat werd die in Billancourt, een enorm complex dat een heel eiland in de Seine vulde. Nu staan er bouwkranen om een eerste aarzelend begin te maken met de herontwikkeling.
La Défense

Als Renault geen werk meer biedt, wie dan wel? Een soort van antwoord ligt een paar kilometer verderop: La Défense, een kantorenwijk die probeert de Londense city naar de kroon te steken. Qua architectuur lukt dat aardig, ze hebben zelfs een eigen gherkin, maar in termen van dynamiek en pure macho-drive denk ik niet dat ze in de buurt komen.

Parijs heeft veel meer Seine dan Amsterdam Amstel heeft, en wie dacht dat het verschijnsel woonboot een Nederlandse uitvinding is, zit ernaast. Op alle toegestane plekken ligt het dan ook vol met die dingen. De meeste zijn omgebouwde spitsen, en allemaal hebben ze grote gaten in de romp laten maken om uitzicht naar buiten en licht naar binnen te hebben. De uitkomst is dat ze er beslist een hekel aan hebben als er iemand langszij komt liggen, want wég uitzicht en wég licht.

Péniches aménagées
Wij gingen weer van de Seine af bij Saint-Dénis, het gelijknamige kanaal in. Dat voerde ons onder de Boulevard Périférique door voorbij het Stade de France, die vreemde vliegende schotel die in een achterstandswijk is geland. Verder langs industrieterreinen, winkelcentra en meubelboulevards - de achteringang van Parijs dus, boeiend genoeg, al is het alleen maar omdat we binnen een paar kilometer via vijf of zes sluizen een meter of dertig omhoog gezet werden.
Onder de Boulevard Périférique door

Écluse Porte de Paris
Maar ineens lagen we voor een prachtige sluisingang, gebouwd in 1890 en nu gekoesterd als monument. Het hele Canal de Saint-Martin is dat trouwens, al heeft het weinig gescheeld of het was omgebouwd geweest tot flitsend snelle autoroute-toegang tot hartje Parijs. 

Nu zitten we op het hoogste punt, het Bassin de la Villette, niet ver voor de ingang van de ondergrondse tunnel die ons later ter hoogte van de Place de la Bastille weer op de Seine brengt. Dit voelt als het Parijs zo we dat vroeger spannend vonden, dichtbij het Gare du Nord en de metrostations Stalingrad en Crimée. De film Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain speelde zich hier af; we hopen dat we haar nog te zien krijgen.

Dat hoogste punt in het kanaal roept natuurlijk de vraag op, waar dat zijn water vandaan krijgt. Dat is dus de Ourcq, het gekanaliseerde riviertje dat we eerder hebben genoemd als watervoorziening voor de stad en die hier het kanaal in stroomt. Het gaat dus niet alleen om drinkwater, ook om spuiwater voor de sluizen.


maandag 2 juni 2014

Parijs via de voordeur

Drie vaarwegen, Ourcq, Marne en zijkanaal
We liggen aan de linker Seine-oever bij de Pont de Passy, ongeveer aan de voet van de Eiffeltoren, en we voelen ons zeer bevoorrecht. Dit is weer een glanzende parel aan het snoer waar we eerder Passau, Regensburg, Boedapest, Bratislava, Beograd, Berlijn, Schwerin, Dresden, Amsterdam en Gent aan geregen hebben – om nog even te zwijgen over Rotterdam en Dordrecht natuurlijk. We houden niet op het te zeggen – wat een verbijsterende, wonderschone hoek van de wereld is dit, en wij hebben het geluk die te ervaren vanaf de mooiste kant, de kant van de waterwegen die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van zijn economische en culturele rijkdom.

Tunnelingang Chalifert, vlakbij de Parijse metropool
De weg hiernaartoe bleef onwaarschijnlijk lang groen, stil en rustig. Vanuit onze auto-ervaring wisten we dat we onder de Boulevard Périférique doorvoeren – dat stond trouwens ook op de kaart – maar wát een wereld van verschil lag er tussen onze zes kilometer per uur beneden, verrassend genoeg langs groene oevers, en de filestilstand daarboven. We waren natuurlijk de hele tijd avalant, afvarend, wat betekent dat we weer heel wat sluizen  hebben gehad om ons wat dichter bij zeeniveau te brengen. Overig verkeer was er nauwelijks, de hele tijd al niet sinds pakweg Reims, wat ons opnieuw de verwondering bezorgde dat al die waterwegen en sluizen zowat alleen voor ons in stand gehouden worden. We hopen natuurlijk dat dit nog lang zo kan doorgaan, maar zo niet, dan hebben wij de buit binnen.
Ook Chalifert

In Menen kregen wij van een daar gelegen schipper een kaart te leen van de kanalen van Parijs, met als uitgangspunt de Ourcq. De Ourcq is een merkwaardig vaarwater, dat voor een heel groot deel vrijwel parallel loopt met de Marne. Alleen is er nergens een doorsteek of aansluiting. Zo liggen er op één punt drie vaarwateren naast elkaar, de Marne, het Canal latéral à la Marne, en de Ourcq. Wij hadden ons dus al voorgenomen dat we die Ourcq, die je alleen vanuit centrum Parijs in kunt, wel eens wilden exploreren. Maar dat blijkt niet te kunnen. De Ourcq is een kanaal dat niet voor de scheepvaart is gemaakt, maar voor de watervoorziening van de dorstige Parijse metropool. Je kon er alleen op terecht met heel smalle, ondiepe scheepjes, de flûtes de l' Ourcq, en dat er geen verbinding was met de Marne is ook logisch. Het drinkwater moest schoon blijven, en zeker vroeger was de Marne dat niet.

In Parijs, hadden wij bedacht, zouden wij proberen een ligplaats te vinden in het Bassin de l’Arsénal bij de Place de la Bastille. Dat gaat vooralsnog niet door, omdat we voor pleziervaart te lang zijn en er, voorzover we zouden besluiten dat we een passagiersschip zijn, de komende dagen voor beroepsvaart niet genoeg plek is. Vandaar onze plek op de drukke, minder beschutte Seine. Morgen gaan we een grote lus maken, de Seine af in westelijke en noordelijke richting, en proberen we een plek te vinden in het Bassin de La Villette. Vandaar gaan we later een keer onder een deel van Parijs door, alsnog bovenlangs naar het Arsénal. Hopen dat er dan plek is.


Notre Dame - wat een uitzinnige luchtbogen!











Ligplaats Pont de Passy

zondag 1 juni 2014

Meaux

Meaux, we stelden het ons zo weldadig en romig voor. Brie is een van de smakelijkste kazen van Frankrijk, en dat heb ik op goed gezag. Talleyrand bracht het in grote hoeveelheden mee naar het Congres van Wenen om er de overige gedelegeerden mee te paaien, niet zonder succes, en de brie de Meaux is een van de bekendste.


Maar Meaux lag ook in de vuurlinie van de slag om de Marne in 1914, en dat geeft het een uitstraling die doet denken aan menige Duitse stad. Er is veel verwoest geweest, haastig weer opgebouwd, en er is nooit het patina van herwonnen welvaart overheen gegroeid. Het is een arme stad, geen luxe winkelstraten, geen mooie warenhuizen of modezaken, wel veel marginale winkeltjes. En een kathedraal die ontroert om het contrast tussen de droom en de werkelijkheid. Twee torens had zij moeten hebben; een is er zo’n beetje voltooid, en op de andere staat al een paar honderd jaar een soort provisorisch hoedje. Natuurlijk is zij ook kapotgeschoten geweest, weer hersteld ten koste van veel geld dat is opgebracht door God weet wie. Wel staat zij prachtig centraal in de stad, te midden van het leven van de mensen – wat ook betekent dat je haar wel móet onderhouden, want als zij verkommert, verkommert de stad nog verder. “Het is als een erfenis die je niet wilt hebben”, zei een van ons.