donderdag 4 september 2014

Van de kaart

Dit is het kaartje dat we de hele tijd aan de wand hadden hangen om onze voortgang bij te houden. We kwamen in mei midden-boven binnen, bij Luik ongeveer, en nu, vier maanden later, zijn we er weer van af gevaren. Het friemeltje naar rechtsboven is de Lahn.
We zijn van de kaart, helaas in meer dan een opzicht. Een dierbare vriend, die drie weken geleden nog aan boord was en een van de weinigen was die zelf de krappe Franse sluisjes kon bevaren, heeft maandag een hartaanval gekregen. Hij is wel gereanimeerd maar is nog niet uit zijn coma bijgekomen. Het ziet er somber uit.
Eigenlijk zouden we nog een week doorvaren, maar alles begon te rafelen. Een van de schippers moest van boord voor belangrijke dingen thuis, de andere was eigenlijk te aangeslagen om door te gaan. Van de nieuwe opstappers kon er een niet komen omdat hij een aantal gelijktijdige crises het hoofd moest bieden, en bij de Anna Koosje brandde de toiletspoelpomp door. Het was gewoon niet fijn meer. We hebben het schip neergelegd in de haven van Wijk bij Duurstede, ik slaap thuis in Doorn, en de komende dagen ga ik zomaar een beetje redderen en proberen de pomp te repareren. Dit was het einde van onze Tour de France. Het was prachtig, overweldigend, maar genoeg is genoeg. 

Toch nog een paar plaatjes en opmerkingen. Dit is de laatste brug in Duitsland, bij Emmerich. Twee jaar geleden, op weg naar de Zwarte Zee, besloot ik hier dat ik van alle bruggen een foto zou maken. Dat bleken er zo ongelooflijk veel te zijn dat ik het plan al na twee dagen opgaf. Bovendien had ik dan nooit de gelegenheid gehad, even de keuken in te duiken of zomaar even niet zo erg op te letten. Zo hebben we ook van de ruim zeshonderd sluizen van deze reis geen foto's – we kunnen ons amper onze overnachtingsplaatsen voor de geest halen, dat waren er al zo veel.



En tot slot: dit is het Franse vaarwegenvignet dat de hele tijd op de stuurhut heeft gehangen. Er zijn weinig schepen geweest dit seizoen die daar zoveel gebruik van hebben gemaakt als de Anna Koosje. Het is nog bijna vier maanden geldig ook. Dat laten we maar zo.

woensdag 3 september 2014

Waar wij komen is het kermis

Neuss in het Ruhrgebied, aangeklemd tegen Düsseldorf, wie had ooit gedacht dat daar wat te beleven valt?
We vonden de ligplaats waar we twee jaar geleden op weg naar de Zwarte Zee ook waren geweest, achter in de haven vlak tegen de binnenstad aan. Daar was, net als in Bad Ems, een enorme kermis aan de gang, met kramen, stalletjes en attracties zo ver het oog reikte. En duizenden mensen, op dinsdagavond! Het bleek dat we verzeild waren geraakt in het grootste schuttersfestijn van Duitsland. Om tien uur was er een groot vuurwerk, en daarmee zou het feest wel afgelopen zou zijn – dachten we.

We gingen nog even de kant op om te zien of er op het einde van de markt nog Bratwurst in de aanbieding was, maar van sluiting was geen sprake. Het vuurwerk was niet het einde van het feest, maar het beginsignaal van de schuttersparade, een eindeloos defilé van mannen in jagerskostuums die voor een tribune langs trokken. Daar zat naast de burgemeester de Schützenkönig, waar alle korpsen even voor halt hielden en een saluut brachten.

Zevenduizenddriehonderd schutters waren het, allemaal uit Neuss en omgeving, het hield niet op. Echte geweren mochten natuurlijk niet op straat, en het had iets aandoenlijks hoe al die volwassen mannen met overduidelijk niet-echte, bijna speelgoedgeweertjes opgingen in de ernst van hun spel. Hoewel een van ons het een beetje te kwaad had over het zichtbare plezier in het uniform, het korps en de parade. Want was dat niet hoe de Nazi's destijds werkloze types van laag allooi weer zelfvertrouwen hadden gegeven, met een bruin uniform en saamhorigheid? Een dame aan de kant zag het bezwaar niet, laat die mannen toch lekker hun spelletje spelen!

dinsdag 2 september 2014

Voorbij de laatste sluis

Het klinkt als het overbekende gedicht van Gerrit Achterberg, en zo voelt het ook een beetje. Dit is de sluis bij Lahnstein, waar de Lahn de Rijn in stroomt. We hebben een dikke zeshonderd sluizen gehad dit jaar, waarvan het allergrootste deel maar een paar centimeter breder was dan de Anna Koosje. We hebben onze praktijkervaring sluisvaren wel opgedaan!
Sluis Lahnstein
Hierachter spoelt het water zonder sluis in een keer door naar Rotterdam, de Noordzee  de oceaan. Het is een raar gevoel – eens te meer omdat dit de laatste grote reis van de Anna Koosje was. Er is gewoon niet meer in Europa. We zijn over de Donau naar de Zwarte Zee gevaren, door streken waar we vroeger niet konden komen; we hebben Duitsland verkend over Rijn, Elbe, Spree, Neckar, Main en Lahn, we hebben het merendeel van de Franse kanalen bevaren en we zijn onder Parijs door gegaan. Wat is er nog meer als je alles gehad hebt?

The sense of an ending, schrijft Julian Barnes. Elke mogelijke vertaling mist de subtiele dubbelzinnigheid. Het is een gevoel van eindigheid, maar ook de zin ervan. Zojuist ontving ik het bericht dat een dierbare vriend, met wie we twee weken geleden nog grappen hebben zitten maken aan boord van de Anna Koosje, geveld is door een hartstilstand. Het heeft er niets mee te maken, maar toch.

Volgende week gaan we nog een ererondje Nederland doen, waarschijnlijk over de IJssel en misschien nog wel een keer door Amsterdam heen. Intussen zitten we op de Rijn, de grootste en drukste waterlevensader van Europa. Op de omringende heuvels staan wijngaarden en middeleeuwse kastelen, aan de oevers mooie stadjes en moderne industriecomplexen. Het is herfstfris; vanmorgen moesten we wachten tot de ochtendnevel optrok voor we konden vertrekken, maar nu is het zonnig. Een luttele twee weken geleden waren we nog blij met de airco, nu kijken we alvast maar of de cv in orde is. Contrasten.

zondag 31 augustus 2014

De Lahn en Bad Ems

Het was de bedoeling dat we in de buurt van Limburg a/d Lahn zouden komen, een kilometer of zestig de rivier op. Tot aan de sluis bij Diez om precies te zijn, want die is tot volgend jaar voor groot onderhoud gesloten. Alleen hield het op bij Bad Ems. Daar lag ineens een brug van 3,80 meter hoog terwijl wij echt vier meter nodig hebben. Behalve als we nog een keer de stuurhut af en op zouden bouwen, maar dat zagen we met het oog op de natte weersverwachting niet zitten.

Kurhaus
Maar Bad Ems, wat een verrassing is dat! Beelden en associaties komen op met Der Zauberberg en Der Tod in Venedig van Thomas Mann – uit de tijd dat er nog vorsten, adel en aristocraten waren die met een trein personeel en huisraad naar Biarritz, Cannes en kennelijk ook Bad Ems togen om daar het zomerseizoen door te brengen. Daar hoort natuurlijk een Kurhaus bij waar je als huishouden een etage afhuurt als je armlastig bent, en eigen zomerresidenties voor wie zich meer kan veroorloven. Vanzelfsprekend is er een Spielbank waar je vermogens en landgoederen kunt inzetten en verspelen, en een theater- en concertzaal waar musici en andere artiesten voor vertier zorgen en zich ook de zomer laten doorhelpen. 

Russische kerk
In 1870 verbleef koning, later keizer Wilhelm I van Pruisen hier, en zette hij met een geïrriteerd telegram, de Emser Depesche, de Frans-Duitse oorlog in gang. In 1876 ondertekende Tsaar Alexander II hier het Oekraïne-dekreet, waarmee het gebruik van de Oekraïense taal werd verboden. Als zulke voorname gasten hier zijn, moet de hovelingenzwerm van aspirant-voornamen natuurlijk ook wel zorgen dat ze in de buurt zijn. De Russen in Bad Ems hebben zelfs een eigen Russisch-orthodoxe kerk laten neerzetten, met gouden koepel en al. De zomervilla's aan de oevers van de Lahn getuigen nog steeds van die tijd. Maar die is lang voorbij; nu ligt er zelfs een oud, zwart vrachtschip voor het Kurhaus!

Het is toevallig groot feest in Bad Ems. Al drie dagen lang stampt er een enorme kermis aan de overkant, gisteren werden we getrakteerd op het meest spectaculaire vuurwerk dat we ooit hebben gezien, en vandaag was er een groot bloemencorso dat helaas in het water viel.

Bloemencorso tegen onweerslucht
Limburg hebben we dus niet over het water gehaald, we zijn er wel per trein naar toe gegaan. Het spoor volgde de loop van de rivier, die op sommige plekken niet veel breder was dan een flinke sloot. Het had nog heel wat hoofdbrekens gekost dat traject per schip door te komen.

In Limburg waren we vooral benieuwd naar de nieuwbouw die "bling-bling bisschop" Tebartz-van Elst hier kort geleden bij de Dom heeft laten neerzetten voor ik geloof 32 miljoen euro. De Dom is mooi, of meer karakteristiek; de nieuwbouw is heel strak en esthetisch maar dat mag ook wel voor dat geld, en Limburg zelf is het ideale stadje van de gebroeders Grimm. Je verwacht er ieder moment de Gelaarsde Kat tegen te komen, al blijkt dat sprookje bij nader inzien van Perrault te zijn.

Wat ons verder interesseerde was Nassau. Dat is een plaats aan de Lahn waar we met de trein doorheen kwamen, en het is vooral ook een adellijk geslacht met die naam, ons in Nederland wel bekend. Een van de meest succesvolle takken slaagt er nog steeds in als een feodaal recht een substantieel inkomen belastingvrij naar zich toe te halen. Wie de Nassaus, en zeker de takken van Oranje-Nassau en Nassau-Diez, beziet vanuit hun relatief eenvoudige afkomst in deze streek, kan alleen maar spreken van een familieonderneming die telkens opnieuw bedreigende marktomstandigheden het hoofd heeft weten te bieden en er na eeuwen nog steeds glanzend bij staat. Al is dat niet te verifiëren bij de kamer van koophandel, want jaarrekeningen worden niet gedeponeerd.

zaterdag 30 augustus 2014

Wat er zoal gebeurt als je een dag niet kunt varen

We waren in Koblenz dus vriendelijk door het tankschip Vinkel aan een meerpaal neergelegd, op de plek waar die zelf met zijn 85 meter had gelegen met ons langszij. Daardoor namen wij met onze 29 metertjes die grote plek in, maar we konden niet anders. Zo werd het een dag van mooie ontmoetingen.

Er kwam een kapitein van een ander tankschip langs, Ed van Laar, van de Mistral. Die zat even zonder lading. Er was wel vracht te krijgen maar dat bracht niets op, en "als hij toch niets verdiende deed hij dat liever zonder werken dan met." Het bleek dat hij zelf thuis een luxe motor heeft waar hij graag mee vaart als hij niet op de Mistral zit, en hij vond de Anna Koosje wel leuk.

Terwijl we daar lagen kwam er een andere tanker, de An.Ka, recht op onze plek af. We verontschuldigden ons over de marifoon dat wij niet weg konden omdat wij Motorstörung hadden, waarop het antwoord terug kwam "Ich auch". De An.Ka strompelde dus naar een ligplaats ietsje verder, maar die was gereserveerd voor hotelschepen – zoals de Salvinia, van het formaat 110 meter, die er prompt aankwam, zijn eigen plek bezet vond door een schip dat niet kon bewegen, en de uitwijkplaats "nur für Frachtschiffe" door een luxe motortje van 29 meter. Wij boden aan dat we wel plaats wilden maken maar het niet konden. "Dan leg ik jullie toch even naast die An.Ka neer", kwam het rustige antwoord van de kapitein, en zo werden we als een breekbaar eitje heel behoedzaam langszij genomen en iets verderop neergelegd.

Met de bemanning van de An.Ka kwamen we aan de praat over wat er bij hen mankeerde. Hun generator deed het niet, waardoor alle navigatiesystemen waren uitgevallen – tankers mogen geen accu's hebben vanwege het vonkgevaar, begrepen wij. Om hen toch aan wat stroom te helpen, legden we een kabeltje uit vanaf onze generator. Wij van de binnenvaart moeten elkaar tenslotte helpen, nietwaar? Als dank voor de geleverde stroom vroeg de bemanning later of ze ons niet wat diesel mochten geven – op zoveel duizend ton mist men één, twee druppels tenslotte niet. We hadden helaas geen lege jerrycans en bovendien waren we net in Luxemburg helemaal boordevol getankt, maar het gebaar was sympathiek.

Ondertussen was de Wasserschutzpolizei bij ons langszij gekomen. Zij hadden gezien dat de An.Ka te diep geladen was – een centimetertje maar, vond de schipper, maar het kostte ze toch een bekeuring. Wij raakten aan de praat met de politiemensen, die verguld waren dat ze even bij ons  binnen mochten kijken. En hadden wij zelf eigenlijk wel alle vaarbewijzen? Natuurlijk; of dat in- of exclusief Rheinpatente was, lieten we wederzijds onbesproken.

Intussen was de An.Ka gerepareerd, zij wilden verder maar wij lagen er nog steeds naast zonder eigen motor. Opnieuw geen probleem, en zo werden we voor de tweede keer die dag op tedere wijze door een groot moederschip op een ander plekje neergelegd, aan de overkant van de Moezel deze keer, en op een paar honderd meter van de Scaniadealer met wie we de hele dag uitgebreid gebeld hadden. Toevallig lagen we ook net achter de Mistral, waarvan kapitein Ed op de kade stond om onze touwtjes vast te maken. We dronken met hem een glas in de stuurhut. Hij bood aan dat hij ons de volgende dag wel met zijn Rijnpapieren naar Lahnstein wilde loodsen, en vooral dat hij ons later wel een rondleiding wilde geven op zijn Mistral.

De volgende ochtend stond de Scaniadealer stipt om tien voor acht op de kade met een startmotor, die zat om vijf voor negen ingebouwd op z'n plek, en om negen uur stonden wij in het stuurhuis van de Mistral – op kousenvoeten want zo doen echte binnenvaarders dat. Ed vertelde dat hij dit schip puur op functionaliteit had laten bouwen, zonder luxe franje, maar die functionaliteit was zo perfect dat wij er stil van waren. Natuurlijk radar, waarmee je eigenlijk meer ziet dan met je ogen vanwege de dode hoek voor de boeg. Natuurlijk camera's op alle plekken die ertoe doen. Geen rijen lampjes en schakelaars, maar één touchscreen-scherm met submenu's voor pompen, motoren, navigatielichten, camerabewegingen en zo voort. "Zo'n schip sturen is eigenlijk net een computergame", meende Ed. "Alleen heb je maar één leven".


"Johan ook!!"
De rondleiding door de verblijfsruimten was al even indrukwekkend, niet alleen op het punt van techniek, trillingsdemping, luchtbehandeling en apparatuur, maar ook sociaal doordacht. Het matrozenverblijf is bijvoorbeeld niet ver weg op het voorschip maar naast de schipperswoning, niet op afstand maar wel gescheiden. Er zijn afzonderlijke slaapkamers  en een verblijfsruimte; comfortabel maar functioneel, zonder snuisterijen, want "voor je het weet heb je een schiettent". Een indrukwekkend huishoudelijk onderhoudsschema ("geldt ook voor Johan ja?!") want "opruimen is geen kunst; bijhouden wel". Dat uitgangspunt zagen we ook terug in de machinekamer, die de keuken van menig restaurant tot voorbeeld kan dienen.


Sluis Lahnstein
Tegen tienen stapte Ed met zijn Rijnpapieren bij ons aan boord, we werden vriendelijk uitgezwaaid door de politiemensen van de vorige dag, en even later stond Ed met een brede grijns te sturen met een echt stuurwiel in plaats van een joystick. Een uur later lagen we in de sluis van Lahnstein, waar Ed ons nog een fotootje van nastuurde.



donderdag 28 augustus 2014

Motorstoring

Dit is de startmotor van onze ouwe Scania, alleen niet waar hij hoort te zitten. We zijn in Koblenz, waar we gisteren langszij het tankschip Vinkel konden aanleggen op een plek "nur für Frachtschiffe". We kregen wel de waarschuwing mee dat ze 's morgens om zeven uur zouden vertrekken.  
Zo stonden we vanmorgen dus klaar om af te varen, na een kop thee en oude scheepsbeschuit want voor de bakker was het te vroeg. Contactsleutel, niets – dat hadden we gisteren ook al een keer meegemaakt, maar toen leverde een tik met een hamer nog een oplossing. Deze keer: niets. Andere accupakket aanschakelen, ook niets. Generator erbij gezet, idem. 
Zo lagen we dus motorlam langszij een schip dat weg moest. 

Het bleek voor ons een groter probleem dan voor hen. Paar metertjes vooruit, ons met een touw aan een meerpaal vastgemaakt, en zij glipten achteruit weg, met de beste wensen. 
Na demontage van de startmotor bleek dat hij totaal en voor ons onherstelbaar versleten was. Hoe kom je aan een vervanger?

We ontdekten dat Scania in Duitsland een centrum voor tweedehands trucks en onderdelen heeft – in Koblenz! Daar kunnen ze voor een ruilmotor zorgen, die morgenochtend om acht uur op de kade wordt bezorgd. Zo maakte onze irritatie over de motorstoring plaats voor verwondering – verwondering dat de Anna Koosje ons met haar laatste startmotorkrachten juist tot de plek had gebracht waar een oplossing voorhanden is. 

Morgen gaan we alsnog, met een dag vertraging, de Lahn in, naar men zegt de mooiste rivier van Duitsland. En voor ons een manier om af te kicken van Frankrijk, want de sluizen zijn er, net als daar, 5,20 meter breed.

woensdag 27 augustus 2014

Niet meer la Moselle: die Mosel

Voor mijn gevoel hoort het er niet bij waar we nu varen. We gingen een grote ronde van Frankrijk doen, maar dat ligt achter ons. We zitten op de Duitse Moezel, en het is totaal anders. De rivier is breed, de bruggen zijn hoog, de sluizen zo groot dat er schepen van 172 meter in kunnen en die zijn er dan ook, geladen met kolen en schroot voor een verderop gelegen hoogovenbedrijf. Op de oevers is veel te doen, met pittoreske stadjes als Bernkastel, Traben-Trarbach en Cochem. Toeristen weten het gebied te vinden en te waarderen. De campings op de oevers staan vol, er varen rondvaartboten, en talloze passagiersschepen bieden het Moezelreisje aan dat in de jaren vijftig populair was maar dat we hebben ingeruild voor pakketvakanties in Thailand. Ten onrechte. Wij zijn natuurlijk zelf zo'n soort schip, weliswaar met weinig passagiers en een wat verlopen bemanning, maar onze blik en ons genoegen zijn niet anders dan die van de toeristen op de River Queen of de Mosel Perle. 
En dan de wijngaarden. "Het is ook net of ze de druivenvelden gekamd hebben, er hangt geen blaadje verkeerd", merkt een van ons zojuist op. De oevers zijn heel steil, daar staan wijnstokken tegenaan waarvan je je vaak niet kunt voorstellen hoe ze geplukt moeten worden. Eén ding is duidelijk, goedkope Moezelwijn bestaat niet, althans niet om te produceren. Voor de wijnboer betekent dat goede wijn maken of een pension beginnen. 
De steile hellingen bieden het voordeel van warme voeten voor elke wijnstok, en, net als in een hoog opgebouwd theater, eerste rang ten opzichte van de zon. Het nadeel is natuurlijk dat mechanisatie heel lastig is. Toch blijkt er een soort kabellift ontwikkeld te zijn, die we op meerdere percelen tussen de rijen druiven omhoog zagen lopen. Mechanisch oogsten zit er nog niet in, maar het betekent ten minste dat de plukkers niet iedere mand met druiven de helling af hoeven te dragen. 
En wat we in Frankrijk op één plek gezien hebben, in Santenay in de Bourgogne, zien we hier overal. Welvaart, en geld om te investeren en de omgeving netjes te houden. Misschien mist het de romantiek van doorleefd verval – hier worden zelfs ruïnes gerestaureerd, niet tot kasteel maar tot een nette ruïne – maar verzorgde oevers en hotels met bloembakken onder de vensterbanken hebben ook hun charme. 

maandag 25 augustus 2014

Adieu à la France

De route tot nu toe
De blogschrijver is even weggeweest maar het schip voer verder. Uit het Canal de la Marne au Rhin omlaag naar Nancy - letterlijk, wie op de snelweg de stad passeert, ziet hoe diep zij in het dal ligt. Vijf sluizen omlaag, dertien omhoog en dan een ligplaats op loopafstand van het Place Stanislas. In Metz werd het stuurhuis weer opgebouwd - waarna de routeplanner voor een kleine schrik zorgde met de mededeling dat de volgende brug maar 3,70 meter hoog was. Ten onrechte, het bleek ongeveer vijf meter te zijn zodat we niet nog een keer de exercitie stuurhuis neer - stuurhuis op hoefden uit te voeren.
Thionville, de stad die ooit heeft moeten dulden dat de autoroute pal achter een van haar kerken werd aangelegd en waar we over de weg altijd zonder omkijken voorbij rijden, lieten we ook over water links liggen. Wie geen zelfrespect heeft, zal het ook van anderen niet krijgen. 


Touwen - zij vingen de klappen op
Bij de sluis van Apach verlieten we Frankrijk. Het was mooi, het was ook mooi geweest. Na ruim vijfhonderd sluizen, waarvan de meeste met een paar centimeter speling aan weerszijden, is het wel lekker om gewoon de eigen wrijfhouten weer te gebruiken. Voor de sluizen waren die te dik en moesten we touwen buiten boord hangen om het schuren en schrapen langs sluiswanden op te vangen. Voorzover dat lukte natuurlijk, want het berghout en de huidplaten hebben behoorlijk veel kale plekken opgelopen.
Ook een brughoogte waar we met het stuurhuis gewoon onderdoor kunnen is wel prettig. We hebben gebruinde en verweerde schipperskoppen opgedaan, geblakerd door de zomerzon zonder dak boven ons hoofd, maar we hebben ook flink veel regen gehad. Dan trokken we een dekzeil over de stuurstand, maar nat werd het toch. Intussen lagen de stuurhuispanelen op het achterdek, ook onder dekzeilen natuurlijk, maar dat helpt niet tegen condens en dat vindt hout niet fijn. Kortom, in Frankrijk varen is mooi, maar voor een schip als de Anna Koosje levert het veel slijtage op. Een grondige verf- en lakbeurt is al wel het minste waar ze aan toe is – na een flinke partij boenen en schrobben om het slib weg te krijgen dat we van de sluiswanden hebben losgeschraapt.


woensdag 13 augustus 2014

Tussen Marne en Moezel

Het Canal de la Marne au Rhin is nog stiller dan de andere kanalen waar we gevaren hebben. Het is nu al zo dat we de sluizencentrale in Parijs maar hoeven te bellen, en dan weten ze al dat het om de Anna Koosje gaat als we zeggen dat we op dit kanaal zitten. Ik stel me dat kantoor zo voor, met tientallen mensen en geen scheepvaart. Ze moeten wel blij zijn met ons! 
De stilligheid hier ligt natuurlijk voor een deel aan de stremming van het hellend vlak van Arzviller-St.-Louis, die we al eerder genoemd hebben. Vanaf de Rijn en uit Straatsburg kan hier geen verkeer komen; wat hier vaart, komt van de Maas of de Moezel of gaat er naartoe, of komt anders via het Canal des Vosges uit de Saône.

De bergen in
Het kanaal gaat over een afstand van 94 kilometer 175 meter omhoog. Het levert dan ook regelmatig indrukwekkende vergezichten op hoe we over het water de bergen in lijken te varen. 
Toen ze het kanaal bouwden, was de sluistechniek nog niet zo ver gevorderd. Moderne sluizen zoals die op het Main-Donaukanaal gaan in een keer 18 en zelfs 26 meter omhoog. Dat stelt enorme eisen aan de constructie en de materialen. Hier konden ze nog niet meer dan 3,5 meter aan, en dan heb je dus voor 175 meter vijftig sluizen nodig. 

Overigens nog over Bar-le-Duc, waar we gisteren waren: daar doen ze niet aan mineraalwater. Het gelijknamige merk is een Nederlands product, en het water komt uit de grond bij de A2 onder het industrieterrein Lage Weide. Sourcy komt uit Bunnik. Het wachten is op een serieuze exportinspanning naar Frankrijk, want het merk Bunnicq is hier nog niet aangeslagen.  

dinsdag 12 augustus 2014

Klaar met de weemoed: à la guerre!

Ik las laatst terug wat ik de laatste tijd geschreven heb, en kreeg een beetje genoeg van al die weemoed over verlaten dorpjes, prachtige kanalen met meer sluispersoneel dan varenslui, Last Chance to See en hallucinerende vergezichten. Dus zullen we het over iets anders hebben, oorlogen bijvoorbeeld?
Het begon al voor Saint-Dizier, nog op het Marne-Saônekanaal. Sluisje werkte niet, en terwijl we wachtten op iemand die het met de hand kon bedienen viel ons een gammel gebouwtje op. Het was het Musée Patton, waarbinnen waarschijnlijk wat verstofte memorabilia van de legendarische generaal lagen. We zullen het niet weten, want de sluis ging eerder open dan het museum, gelukkig maar want dat zat er dit jaar niet meer in.

Buiten stond een wegwijzer met een Amerikaanse helm erop: Omaha Beach 511 km, Berlin 944 km. Patton was in augustus 1944, waarschijnlijk in een grote stofwolk, door het dorp gekomen, en daar was het zeventig jaar na dato nog steeds trots op. Al zag het er niet naar uit dat ze veel gingen doen aan de lustrumviering.

In Saint-Dizier is niets te beleven, behalve dat ze de oude fabriek van Miko ijs hebben omgebouwd tot bioscoop- en vertiercomplex. Het was er niet druk, maar dat zal wel zijn omdat het augustus is – al zeggen we dat hier de hele tijd en begint dat excuus een beetje dun te klinken. De inwoners van Saint-Dizier duiden zichzelf aan als Bragards, naar men zegt omdat koning François I – die toen nog niet de eerste heette natuurlijk – hen "mes braves gars" noemde nadat ze in 1544 met naar men zegt vijfhonderd man een heel leger van Karel V hebben tegengehouden.

Verderop ligt Vitry-le-François, waar je linksaf via het Marne-zijkanaal naar Parijs kunt; wij gingen rechtsaf richting Moezel. Het stadje heet naar dezelfde François I, die het liet bouwen nadat het nabijgelegen Vitry-en-Perthois door de soldaten van Karel V in de as gelegd was.

Dat wapengekletter speelt zich allemaal nog af in de streek Ardenne-Champagne. Bar-le-Duc ligt in Alsace-Lorraine, wat voor mij altijd een lieflijker, charmanter bijklank heeft gehad. Ik denk dat het komt door de twee Engelse vrouwennamen, Lorraine en Nancy, en door het feit dat de stad Nancy rond het Place Stanislas zo lieflijk is met zijn art nouveau decor. Maar vervang Lorraine door Lotharingen, en het uiteenvallen van het rijk van Karel de Grote komt in beeld. Een van de erfopvolgers was Lotharius II, die het middelste deel in handen kreeg. Na vele eeuwen strijd en conflict zijn de Fransen erin geslaagd het in te lijven, maar nog steeds heeft Alsace-Lorraine een aparte bestuurlijke status. En niemand is erin geslaagd de Duitse klank van plaatsnamen als Metz, Kaysersberg, Strasbourg en Haguenau uit te wissen.

Vanuit Bar-le-Duc gaat de Voie Sacrée richting Verdun, de enige aanvoerroute die in 1914-18 buiten het schootsveld van de Duitse artillerie lag en waarlangs maandenlang munitie, voorraden en vooral eindeloze kolonnes arme sloebers als kanonnenvoer naar het front gestuurd konden worden. Het verhaal gaat dat de Duitse bevelhebber Von Falkenhayn de route bewust in stand liet om Frankrijk de gelegenheid te bieden zich leeg te laten bloeden.

In Verdun zelf komen we niet, maar dat is natuurlijk een van de aangrijpendste oorden van de alles vernietigende loopgravenoorlog. Het ossuarium van het nabijgelegen Douaumont bijvoorbeeld, daar liggen de van het slagveld bijeengeraapte botten van 130.000 gesneuvelden, van beide kanten want te identificeren waren de schedels en ledematen niet. Zo is de dood de grote verzoener. 


Er is hier zo veel verschrikkelijks gebeurd, dat het ineens en opnieuw een godswonder is dat we in Europa al zeventig jaar in vrede en welvaart leven. 

dinsdag 5 augustus 2014

Het mooiste vaarwater tot nu toe

Halte nautique Vouécourt
De seizoensbeweging kantelt om ons heen. 's Morgens ligt er een ochtendnevel boven het water, er zijn gele velden maar die zijn van zonnebloemen, niet van koolzaad zoals een paar maanden geleden. Er verschijnt een gouden waas op de bosranden die eerder allerlei soorten fris groen vertoonden. Akkers worden geploegd of liggen nog vol strorollen, de graanoogst is binnen. Het moet voor de boeren een superseizoen zijn, met elke week vijf dagen zon en twee dagen regen   


Er kan nog van alles gebeuren, maar we hebben ook het gevoel dat we de heetste zomerdagen gehad hebben. De airco heeft ons goed bediend, maar we hebben hem minder nodig. De nachten zijn koel, en in de ochtend ligt er dauw op de dekzeilen die we over de stuurhut hebben getrokken. 

Intussen varen we de hele tijd door het heerlijkste landschap van Gods schepping. Het Canal  du Centre was mooi en verrassend, maar dat was aangelegd, bochtige cultuur als imitatie van natuur. Het Canal de Champagne à Bourgogne, waar we nu op zitten, volgt de natuur in die zin dat de loop van de Marne bepalend is. Het kanaal loopt door het Marnedal, alleen iets rechter dan de rivier, die er regelmatig bij kanaalbruggen onderdoor kronkelt. Bij Langres was het nog een stroompje, nu is zij al breder maar nog niet voor de scheepvaart geschikt, en over een tijdje is de rivier zelf een vaarweg. Richting Parijs, we hebben er al gevaren toen we weken geleden uit Reims die kant uit gingen. 
Boven het kanaal rijzen soms hoge, steile heuvelflanken; dan weer wordt een lange rij oeverbomen, belicht door een lage zon, weerspiegeld in het water van het kanaal. 

Het geldt hier als een landelijk en stil gebied. Maar het  is anders dan de stilte van andere streken waar we gevaren hebben. Hier is het niet verlaten na vroegere welvaart, er is geen krimp, maar rust en stilte die nooit verstoord zijn. De dorpjes zijn op maat, de huizen zitten goed in de verf en het metselwerk. De akkers horen bij boerderijen in de buurt, niet bij Sovjetachige kolchozen zoals in noord-Frankrijk. Ze houden hier van het landschap, ze zorgen ervoor en houden het mooi. 

En wij varen er doorheen alsof het normaal is...
Het kerkje van Vouécourt
De Marne gaat onder het kanaal door





zondag 3 augustus 2014

Langres en de top van het Canal entre Champagne et Bourgogne


Place Diderot; die komt hier vandaan
Langres, ik kende het alleen van die opvallende plastiek langs de autoroute, le Soleil de Langres. Altijd voorbijgereden, op weg naar boeiender oorden – dacht ik. 
Het ligt hoog op een berg, omgeven door een grote ring van stadswallen. Op het eerste gezicht lijk het op de citadel van Carcassonne, maar die is te mooi, middeleeuws op z'n Disneylands. Dit is een echte vesting, volgens onze reisgids een acropole, een Hochburg dus, die het geluk heeft gehad ongeschonden door de drie laatste oorlogen te zijn gekomen. Volgende keer op de autoroute even afslaan dus. 

Vlakbij Langres bereikt het Canal entre Champagne et Bourgogne, het vroegere Canal de la Marne à la Saône, zijn hoogste punt. Daar gaat het met een tunnel onder de berg door waar het dorpje Balesmes sur Marne ligt, ongeveer op het punt waar de Marne ontspringt. De bronnen van de Seine en van de Meuse / Maas liggen niet ver weg, en aan de andere kant begint de Vingeanne, die een voedingsrivier is van de Saône. Het plateau van Langres is zo voor de Europese waterlopen een scheidingspunt drie kanten uit: naar het Kanaal, naar de Noordzee, en naar de Middellandse Zee.

Onder de berg door
Van hier af gaat het kanaal steeds natuurlijker, dunner bevolkt gebied in. De sluizen zijn handbediend, dus er rijdt de hele tijd iemand van de VNF met ons mee. 
Ons sluizentempo deze kant uit ligt een stuk lager dan toen we nog omhoog gingen. Het ziet ernaar uit dat men zuinig is met water en het liefst zo hoog mogelijk houdt. Het moet dus niet in een sluis lopen die misschien later weer leeggemaakt moet worden. Dus konden we tot hier toe meestal klaarstaande lege sluizen in varen om ons omhoog te laten zetten, nu moeten we vaak wachten tot de sluis voor ons gevuld wordt. Maar zoals we regelmatig aan de sluiswachters uitleggen, on'est pas pressé. 

donderdag 31 juli 2014

Het onfortuinlijke hellende vlak van Saint-Louis-Arzviller

De route via het Rhône-Rijnkanaal en Straatsburg zat er niet in. Het Marne-Rijnkanaal, dat ons weer naar Nancy en de Moezel zou moeten brengen, is gestremd en dat duurt nog wel een tijdje. We zijn er dus niet geweest en we zullen er niet komen ook. 
Het probleem zit bij het hellend vlak, de schepenlift dus, bij Arzviller. 
Het was net op 2 mei heropend, nadat op 3 juli 2013 een schip tegen een van de deuren was gevaren. Dit jaar was het weer raak, letterlijk, op 10 juli, en weer aangevaren door een schip. De reparatie duurt tot zeker eind van het jaar. 

We hebben wel eerder een hellend vlak gehad, bij Ronqières in België, tussen Charleroi en Brussel. In beide gevallen vaar je een grote bak in, die met schip en al door contragewichten omhoog wordt getrokken. Het verschil is dat je bij Arzviller niet rechtdoor gaat in de lijn van het kanaal, maar zijuit. 

Het Marne-Rijnkanaal verbindt het stroomgebied van de Seine met dat van de Rijn en moet daarvoor over de Vogezen heen. Voordat het hellend vlak er was, gebeurde dat met een sluizentrap van zeventien sluizen achter elkaar. Dat betekende een hele dag varen om over vier kilometer 44 meter omhoog te komen. Het hellend vlak verkortte die tijd aanzienlijk. Bovendien gebruikte de sluizentrap veel water in een droog gebied. De bak van de schepenlift gaat gewoon met dezelfde hoeveelheid water op en neer.

Het hellend vlak kwam in 1969 gereed, maar eigenlijk te laat. De binnenvaart verloor snel aan betekenis, en nu ligt het er alleen maar voor de pleziervaart en een enkel toeristenschip. Dat de reparatie nu een half jaar moet duren, geeft ook wel aan dat er met het kanaal geen vitaal economisch belang gemoeid is. 

dinsdag 29 juli 2014

Keuzes op de Saône

Na ons vertrek uit Chalon zat er een vibratie in het schip die er niet hoorde. Wier in de schroef? Achteruitslaan om het eruit te krijgen hielp niet, dus doorvaren maar. 
Wie heeft haar jurkje laten slingeren?
Later die dag lagen we voor de kade in Seurre. Zondag, niets te doen, zelfs het restaurant dat we niet konden vinden omdat het pal boven ons aan de kadeweg lag, was gesloten. Rob komt naar boven met een duikbril op en een mes tussen de tanden. Na twee keer duiken komt hij boven met een jurkje. Dat was dus in Chalon te water geraakt en bij ons in de schroef gekomen. Van wie zou dat geweest zijn, en hoe is zij thuisgekomen?

We zijn de Saône opgevaren tot een paar splitsingen waar we echt tot een besluit moesten komen. We zitten in de Bourgogne en we willen naar het noorden. Ja, we zijn het verste punt voorbij en we zijn op de terugweg. Tien weken onderweg, nog zes te gaan, het wordt nog opschieten. 


Er zijn in principe drie wegen omhoog. Via het Canal entre Champagne et Bourgogne richting Reims en dan Nancy; via de Petite Saône en het Canal des Vosges naar Nancy; en via het Rhône-Rijnkanaal, de Rijn en Straatsburg ook verder naar Nancy. Want daar willen we de Moezel in en dan later via de Rijn naar huis, met misschien een uitstapje op en neer de Lahn. 
Straatsburg willen we eigenlijk niet missen, maar er staat nog een stremming voor onbepaalde tijd op de kaart in het Canal de la Marne au Rhin, waar het hellend vlak van Arzviller problemen schijnt te hebben. De keuze is  dus Straatsburg met kans op geen Moezel, of Moezel met zeker geen Straatsburg. We gaan morgen eerst maar eens bellen of er meer bekend is over die stremming.  


De heerlijke brede Saône
We hebben een paar natte dagen gehad op de heerlijk brede Saône, met ook wonderbaarlijk grote sluizen van 185 x 12 meter. Waarom zijn die zo groot, vroegen wij ons af, terwijl er na Chalon geen haven van betekenis te vinden is? 
Het antwoord ligt opnieuw in de snelheid waarmee de binnenvaart is overvleugeld door het wegvervoer. Het was namelijk ooit de bedoeling het smalle Rhône-Rijnkanaal te verbreden en zo een grote scheepvaartverbinding tussen zeg maar Marseille en het Ruhrgebied te maken. Aan de kant van de Rhône en de Saône had men in voorbereiding daarop alvast de sluizen verbreed, maar toen het kanaal aan de beurt was voor vergroting, waren de perspectieven voor de binnenvaart zo verslechterd dat men ervan afzag. Het ligt er nu alleen voor de recreatie, en dat, we hebben het al vaker geschreven, is geen vetpot. 

zondag 27 juli 2014

Klaar met het kanaal

Gepriegel: bruggen
We naderden gisteren Chalon, dat ligt aan de Saône, en daar waren we aan toe ook. Het laatste stuk in het kanaal was twaalf sluizen in twintig kilometer, allemaal natuurlijk van de gebruikelijke maat waar je niet onbezorgd naar binnen vaart, maar uiterst behoedzaam het schip naar binnen moet priegelen tussen de zes centimeter speling die je krijgt tussen de sluiswanden. Het schiet niet op, en zeker als je met zijn tweeën bent is het veel werk. Zelfs de koffie kwam in het gedrang!

De Saône bood ruimte, wijdsheid  stroming, en de gelegenheid de Scania eindelijk weer eens meer dan 600 toeren te laten draaien. 1500 toeren, ze hoestte een dikke pluim ouwe meuk uit de uitlaat en bezorgde de Anna Koosje een mooie witte snor voor de boeg. 
Gepriegel: sluizen
Bij een van de laatste ligplaatsen in het kanaal vertelde een gemelijke Belgische schipper – hij was naar het Canal du Midi geweest en "had daar de eerste kilometer al de buik van vol" – dat Chalon helemaal vol lag. Dat was wel zo, maar alleen voor jachies, niet voor luxe motors. De kademuren pal tegenover de binnenstad zitten nog steeds vol ringen, voor de binnenvaart van weleer, en daar vond de Anna Koosje in voorname solitude een ligplaats die bij haar past.
Het kwam goed uit dat we even genoeg landelijke schoonheid hadden gezien, want Chalon dompelde ons onmiddellijk onder in het stadse leven. Er was een straatartiestenfestival aan de gang, Chalon dans la Rue. Daarbij was het vrijdagavond en nog eens vakantietijd ook, dus het leverde tot heel laat een levendige sfeer op. Midden in de nacht werd ik nog wakker door geroep van de kade – "Hé allo! Rotterdam!" Dat is te lezen op het bord boven de roef, na "Anna Koosje". Maar dat spreekt niet lekker uit in het Frans, zeker niet na een avond feesten.


Verderop stroomt de Saône

Kadeligplaats...



... onder de regenwaterafvoer
Een klein nadeeltje van onze kadeligplaats kwamen we later achter. We liggen onder een grote buis voor hemelwaterafvoer van de straat. Maar het was droog en dat zou het vast wel blijven – dachten we. Het is heel verrassend hoe veel water er bij een flinke onweersbui heel hard naar beneden komt!

donderdag 24 juli 2014

"Het geld druipt hier van de muren"

Dat was de opmerking van een opvarende die op onze overnachtingsplaats in Santenay brood was gaan halen. We zitten aan de andere kant van de waterscheiding, en het lijkt er wel alsof die ook op het punt van welvaart een streep door het land trekt. We hadden al sombere dingen geschreven over de karigheid en het economische verval dat we op zoveel  plekken hadden gezien, maar ineens is er rijkdom waar je niet omheen kunt.
Santenay is natuurlijk bij voorbaat een van de wijnbouwgemeenten in de Bourgogne, en dan ligt het nog vlakbij gebieden als Aloxe-Corton en Chassagne-Montrachet, die met ingehouden chique op de gevelplaquettes van de wijnhuizen staan. Hier geen "wijntjes" van tien euro of minder, wie Bourgogne wil drinken moet geld meebrengen.

Rijkdom, ook op de kanaaldijk
Het trof ons hoe de grens tussen arm en rijk letterlijk op de waterscheiding lag. Ineens waren er restaurants en uitspanningen langs het kanaal die niet gemelijk in verval waren maar gewoon welvarend en open. Huizen goed onderhouden en in de verf; en vooral, voor het eerst sinds heel veel kilometers, nieuwbouw. Hier is kennelijk groei, er zijn banen; hier gaan de jongeren naar toe die wegtrekken uit de oude industriegebieden als Montceau-les-Mines en Le Creusot.
Ook het landschap is ineens van een lieflijke schoonheid. Het kanaal ligt soms hoog boven de vallei waar zich aan de overkant de wijngaarden uitstrekken. En als je wijn nodig hebt, hoef je niet met moeite naar een supermarkt te zoeken: er is een wijnbedrijf met cave en dégustation gevestigd op zestig meter afstand beneden de kanaaldijk.

woensdag 23 juli 2014

Over de waterscheiding

1 Océan
We overnachtten in het hoogste kanaalpand van het Canal du Centre, 300 meter boven onze thuishaven aan de Nieuwe Maas. Aan de ene kant tellen de sluisnummers af van nummer 26 tot 1 "Océan", over een afstand van 108 kilometer. Gemiddelde afstand vier kilometer. Aan de andere kant gaan ze van 1 tot 34 "Med", voor Méditerranée, over een afstand van 49 kilometer. Het is hard werken!

Zo was het Canal du Centre niet zomaar een vaarwater, het vormde een verbinding tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. De tweede, na het Canal du Midi, het vermetele kunstwerk dat Pierre-Paul Riquet al eind zeventiende eeuw liet aanleggen. Riquet had ook al een plan om de Saône met de Loire te verbinden, maar dat was toen nog te duur. Of misschien was de schatkist nog steeds leeg, want het Canal du Midi heeft hij om die reden ook uit eigen zak gefinancierd.

Gauthey tussen zijn nimfen


1 Med
Het scheidingspand van het Canal du Centre ligt bij Montchanin. Bij sluis 1 Med is op het sluishuisje een schildering aangebracht met twee lustige waternimfen, Saône en Loire, en tussen hen in, kalend en met onderkin, mijnheer E. Gauthey, de architect-ingenieur van het kanaal.

Ik heb wel eens eerder hier gevaren, zowel op het Canal du Centre als het Canal du Bourgogne. Het verschil tussen de twee is groot, vooral in de beleving. Het Canal de Bourgogne is zo veel mogelijk een rechte lijn, het Canal du Centre krinkelt en kronkelt door het landschap. Ik schreef dat toen toe aan de kanaalbouwtechniek, dat het oudere Canal du Centre de contouren van het landschap moest volgen en het nieuwere gewoon rechtdoor kon. 


Maar het is niet waar. De kanalen ontlopen elkaar niet veel in leeftijd; het verschil zit in de bouwers. Voor Gauthey was recht gelijk aan saai en geestdodend. Daarmee is hij een vroege geestverwant van de Oostenrijkse veelkunstenaar Hundertwasser, die de rechte lijn goddeloos noemde. Gauthey heeft bewust al die bochten en kronkels aangebracht, dan moest je als schipper tenminste blijven opletten. Dat kunnen we intussen bevestigen. 

Met zijn bochten bezorgde hij de kolen- en staalmagnaten van Le Creusot en Montceau-les-Mines wel een veertig procent langere transportafstand, maar dat vond hij vermoedelijk rechtlijnig denken.


dinsdag 22 juli 2014

Mijnbouw, geen wijnbouw

Avond in Montceau-les-Mines
Montceau-les-Mines, de naam doet natuurlijk al vermoeden ze hier niet met bloementeelt hun geld verdienen. Het gebruikelijke monument voor het Hôtel de Ville is hier niet voor de gevallenen van de Grande Guerre maar voor les victimes de la mine. Voor elke ramp is er een aparte gedenkplaquette, de laatste van 1958. Het doet denken aan dat aangrijpende monument in Urk voor de vissers die op zee zijn omgekomen. Een jonge vrouw keert zich af van wind en zee; intussen is zij in verwachting van een volgende generatie vissersman of - vrouw. 
Mijn beeld van de Bourgogne, merk ik, is de Côte d'Or en steden als Dijon en Beaune. Rijkdom, schoonheid, mooie wijnen en gastronomie, niet de harde werkelijkheid van mijnbouw en industrie. Ik had beter moeten weten, want toen ik klein was stond er aan de Pleinweg in Rotterdam een ijzerwarenwinkel met de naam Dijon, en op school had ik geleerd dat Dijon en ijzer bij elkaar hoorden. 

Les victimes de la mine
De mijnbouw is hier heel oud, maar kwam pas echt op gang met de industrialisatie van de negentiende eeuw. In Luik en Charleroi hebben we de ruïnes van de erop volgende afbraak gezien. In dat perspectief ziet het er hier nog heel goed uit. Het stadje oogt modern, alsof het is opgebouwd na een oorlogsbombardement, maar het zal wel gerichte stadssanering zijn geweest. Een enorm parkeerterrein langs het kanaal doet een voormalige staalfabriek vermoeden; en de huizen en gebouwen zitten goed in de verf. 
1958; ook Polen

Maar de winkelstraat weerspreekt het optimisme van de openbare ruimte. Veel leegstand, en overal soldes en liquidation. Steeds vaker rijst bij ons het gevoel dat we van Frankrijk alleen de mooie etalage kennen – Parijs natuurlijk, prestigewijnen, de TGV, indrukwekkende bruggen zoals bij Millau. Maar erachter is de zaak in verval, in afwachting van de soldes en de liquidation




zondag 20 juli 2014

Canal du Centre en Parey-le-Monial

De kanaalbrug van Digoin
Het Canal Latéral à la Loire gaat nog met een laatste kanaalbrug over de rivier en gaat dan bij Digoin over in het Canal du Centre. De standaardmaat daar is ook Gabarit Freycinet, met dat verschil dat het allemaal net iets krapper is. De sluizen zijn niet 5,20 maar 5,10 breed, en de brugdoorvaarten geven niet een meter speling aan beide kanten maar 20 centimeter. Het is dus sturen voor gevorderden, maar dat zijn we intussen wel. 
Het kanaal is 112 kilometer lang en telt 61 sluizen, dus lekker gas geven is er niet bij. Alleen het Canal de Bourgogne heeft er meer, 189 op 242 kilometer. Daar gaan we niet doorheen, ook omdat er tunnel in zit van 3,10 meter hoog, bij Pouilly. Geen bedevaart dus naar het hart van de Bourgogne!
Maar we komen op dat vlak toch wel aan onze trekken. Na Digoin was de eerste plaats van betekenis Parey-le-Monial, het monnikse Parey. Er staat daar een kerk die in de elfde eeuw ongeveer gelijktijdig is gebouwd met de abdij van Cluny, ooit, totdat de Sint Pieter in Rome er moest komen, de grootste kerk van de Christelijke wereld. 
Klein Cluny, met toegevoegde bouwsels
Beide kerken, die van Cluny en die van Parey, waren het initiatief van de grote bouwheer-abt Saint Hugues. Parey is zelfs een schaalmodel van Cluny, wat wel plezierig is omdat Cluny door de machthebbers van de Franse revolutie is verkocht aan een bouwmaterialenhandel, en voor 95 procent gesloopt. Wat er resteert zijn twee losse torens, maar daarmee krijg je geen beeld van de omvang en de samenhang van het vroegere abdijcomplex. Met Parey voor ogen lukt dat ietsje beter. 

Maar er is meer in Parey. Vanaf 1673 doen zich aan zuster Marguérite-Marie Alacocque verschijningen voor van het heilig hart van Christus – "Voilà ce coeur qu'a tant aimé les hommes". Dat werd het begin van de Sacré-Coeurdevotie, en een opsteker voor Parey als pelgrimsoord. De kerk, die aanvankelijk Notre Dame heette, werd gepromoveerd tot Basilique du Sacré Coeur. Niet voor niets is Parey gejumeleerd met Bethlehem, daar weten ze ook iets van religieus toerisme.

Ik vind het zo'n ontdekking voor mezelf, hoe gelaagd de Christelijke traditie is. Ik ben erin opgegroeid, en heb steeds onbewust aangenomen dat die altijd al was geweest zo ik hem aantrof. Maar ooit was er geen Heilig Hart, geen Mariadevotie; zelfs geen lijdende Christus, die in mijn protestantse traditie zo belangrijk is. 
Ik moet weer denken aan het woord van de oude professor Harry Kuitert – "Alle spreken over boven komt van beneden". En, zoals met de Heilig-Hartvisioenen, ook alle ervaren. Dat doet niets af aan de waarde ervan; er is voor ons niets anders. Alleen zetten we mensen als Zuster Marguérite-Marie nu in een psychiatrische inrichting.