dinsdag 12 augustus 2014

Klaar met de weemoed: à la guerre!

Ik las laatst terug wat ik de laatste tijd geschreven heb, en kreeg een beetje genoeg van al die weemoed over verlaten dorpjes, prachtige kanalen met meer sluispersoneel dan varenslui, Last Chance to See en hallucinerende vergezichten. Dus zullen we het over iets anders hebben, oorlogen bijvoorbeeld?
Het begon al voor Saint-Dizier, nog op het Marne-Saônekanaal. Sluisje werkte niet, en terwijl we wachtten op iemand die het met de hand kon bedienen viel ons een gammel gebouwtje op. Het was het Musée Patton, waarbinnen waarschijnlijk wat verstofte memorabilia van de legendarische generaal lagen. We zullen het niet weten, want de sluis ging eerder open dan het museum, gelukkig maar want dat zat er dit jaar niet meer in.

Buiten stond een wegwijzer met een Amerikaanse helm erop: Omaha Beach 511 km, Berlin 944 km. Patton was in augustus 1944, waarschijnlijk in een grote stofwolk, door het dorp gekomen, en daar was het zeventig jaar na dato nog steeds trots op. Al zag het er niet naar uit dat ze veel gingen doen aan de lustrumviering.

In Saint-Dizier is niets te beleven, behalve dat ze de oude fabriek van Miko ijs hebben omgebouwd tot bioscoop- en vertiercomplex. Het was er niet druk, maar dat zal wel zijn omdat het augustus is – al zeggen we dat hier de hele tijd en begint dat excuus een beetje dun te klinken. De inwoners van Saint-Dizier duiden zichzelf aan als Bragards, naar men zegt omdat koning François I – die toen nog niet de eerste heette natuurlijk – hen "mes braves gars" noemde nadat ze in 1544 met naar men zegt vijfhonderd man een heel leger van Karel V hebben tegengehouden.

Verderop ligt Vitry-le-François, waar je linksaf via het Marne-zijkanaal naar Parijs kunt; wij gingen rechtsaf richting Moezel. Het stadje heet naar dezelfde François I, die het liet bouwen nadat het nabijgelegen Vitry-en-Perthois door de soldaten van Karel V in de as gelegd was.

Dat wapengekletter speelt zich allemaal nog af in de streek Ardenne-Champagne. Bar-le-Duc ligt in Alsace-Lorraine, wat voor mij altijd een lieflijker, charmanter bijklank heeft gehad. Ik denk dat het komt door de twee Engelse vrouwennamen, Lorraine en Nancy, en door het feit dat de stad Nancy rond het Place Stanislas zo lieflijk is met zijn art nouveau decor. Maar vervang Lorraine door Lotharingen, en het uiteenvallen van het rijk van Karel de Grote komt in beeld. Een van de erfopvolgers was Lotharius II, die het middelste deel in handen kreeg. Na vele eeuwen strijd en conflict zijn de Fransen erin geslaagd het in te lijven, maar nog steeds heeft Alsace-Lorraine een aparte bestuurlijke status. En niemand is erin geslaagd de Duitse klank van plaatsnamen als Metz, Kaysersberg, Strasbourg en Haguenau uit te wissen.

Vanuit Bar-le-Duc gaat de Voie Sacrée richting Verdun, de enige aanvoerroute die in 1914-18 buiten het schootsveld van de Duitse artillerie lag en waarlangs maandenlang munitie, voorraden en vooral eindeloze kolonnes arme sloebers als kanonnenvoer naar het front gestuurd konden worden. Het verhaal gaat dat de Duitse bevelhebber Von Falkenhayn de route bewust in stand liet om Frankrijk de gelegenheid te bieden zich leeg te laten bloeden.

In Verdun zelf komen we niet, maar dat is natuurlijk een van de aangrijpendste oorden van de alles vernietigende loopgravenoorlog. Het ossuarium van het nabijgelegen Douaumont bijvoorbeeld, daar liggen de van het slagveld bijeengeraapte botten van 130.000 gesneuvelden, van beide kanten want te identificeren waren de schedels en ledematen niet. Zo is de dood de grote verzoener. 


Er is hier zo veel verschrikkelijks gebeurd, dat het ineens en opnieuw een godswonder is dat we in Europa al zeventig jaar in vrede en welvaart leven. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten