dinsdag 22 juli 2014

Mijnbouw, geen wijnbouw

Avond in Montceau-les-Mines
Montceau-les-Mines, de naam doet natuurlijk al vermoeden ze hier niet met bloementeelt hun geld verdienen. Het gebruikelijke monument voor het Hôtel de Ville is hier niet voor de gevallenen van de Grande Guerre maar voor les victimes de la mine. Voor elke ramp is er een aparte gedenkplaquette, de laatste van 1958. Het doet denken aan dat aangrijpende monument in Urk voor de vissers die op zee zijn omgekomen. Een jonge vrouw keert zich af van wind en zee; intussen is zij in verwachting van een volgende generatie vissersman of - vrouw. 
Mijn beeld van de Bourgogne, merk ik, is de Côte d'Or en steden als Dijon en Beaune. Rijkdom, schoonheid, mooie wijnen en gastronomie, niet de harde werkelijkheid van mijnbouw en industrie. Ik had beter moeten weten, want toen ik klein was stond er aan de Pleinweg in Rotterdam een ijzerwarenwinkel met de naam Dijon, en op school had ik geleerd dat Dijon en ijzer bij elkaar hoorden. 

Les victimes de la mine
De mijnbouw is hier heel oud, maar kwam pas echt op gang met de industrialisatie van de negentiende eeuw. In Luik en Charleroi hebben we de ruïnes van de erop volgende afbraak gezien. In dat perspectief ziet het er hier nog heel goed uit. Het stadje oogt modern, alsof het is opgebouwd na een oorlogsbombardement, maar het zal wel gerichte stadssanering zijn geweest. Een enorm parkeerterrein langs het kanaal doet een voormalige staalfabriek vermoeden; en de huizen en gebouwen zitten goed in de verf. 
1958; ook Polen

Maar de winkelstraat weerspreekt het optimisme van de openbare ruimte. Veel leegstand, en overal soldes en liquidation. Steeds vaker rijst bij ons het gevoel dat we van Frankrijk alleen de mooie etalage kennen – Parijs natuurlijk, prestigewijnen, de TGV, indrukwekkende bruggen zoals bij Millau. Maar erachter is de zaak in verval, in afwachting van de soldes en de liquidation




Geen opmerkingen:

Een reactie posten