Onvoorstelbaar zijn voor ons de miljoenen kuubs grondverzet, met schop, pikkel en kruiwagen, de honderden sluizen en de kilometers tunnelgewelf die zijn aangelegd.
Een van de sluizen in het Canal de Briare heet Souffre Douleur, pijn lijden. Waar komt die naam vandaan, vroegen wij de sluiswachter. Het kanaal is aangelegd met dwangarbeid van krijgsgevangenen, antwoordde hij, en daar viel niet veel bij te lachen.
De kanaalaanleg was ook niet voor iedereen welkom. Zo was er de familie De Coligny, die het recht van tolheffing op de Loing had. Dat zagen zij door dat kanaal teloorgaan, en zo betaalden zij om 's nachts te laten opvullen wat er overdag was gegraven. Dat geld kwam natuurlijk bij de opzichters terecht, niet bij de werklieden. Die moesten alleen maar dubbel werken.
Dit onderwerp kwam op een bijzondere manier terug in een gesprek die avond. Die sluiswachter was namelijk niet iemand aan het eind van zijn dienstjaren, maar een frisse, geïnteresseerde dertiger die probeerde met zijn werk wat aan zijn talenkenners te doen.
- À tout à l'heure! – want hij zou de volgende sluis ook bedienen. Comment le dit-on en Hollandais?
- 'Tot straks'
- 'Tote stracques' - c'est difficile!"
Hij bleek te wonen in zo'n pittoresk sluishuisje, met zijn jonge vrouw, een Twingootje en een kindje van twee. Wij wensten hem daar geluk mee.
- 's Winters is het wel stil en eenzaam, antwoordde hij. Maar ja, ik ben ambtenaar en heb over twintig jaar een mooi pensioen.
We moesten toch weer even denken aan dwangarbeid. Alleen zitten de ketenen niet aan zijn enkels maar in zijn hoofd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten