donderdag 31 juli 2014

Het onfortuinlijke hellende vlak van Saint-Louis-Arzviller

De route via het Rhône-Rijnkanaal en Straatsburg zat er niet in. Het Marne-Rijnkanaal, dat ons weer naar Nancy en de Moezel zou moeten brengen, is gestremd en dat duurt nog wel een tijdje. We zijn er dus niet geweest en we zullen er niet komen ook. 
Het probleem zit bij het hellend vlak, de schepenlift dus, bij Arzviller. 
Het was net op 2 mei heropend, nadat op 3 juli 2013 een schip tegen een van de deuren was gevaren. Dit jaar was het weer raak, letterlijk, op 10 juli, en weer aangevaren door een schip. De reparatie duurt tot zeker eind van het jaar. 

We hebben wel eerder een hellend vlak gehad, bij Ronqières in België, tussen Charleroi en Brussel. In beide gevallen vaar je een grote bak in, die met schip en al door contragewichten omhoog wordt getrokken. Het verschil is dat je bij Arzviller niet rechtdoor gaat in de lijn van het kanaal, maar zijuit. 

Het Marne-Rijnkanaal verbindt het stroomgebied van de Seine met dat van de Rijn en moet daarvoor over de Vogezen heen. Voordat het hellend vlak er was, gebeurde dat met een sluizentrap van zeventien sluizen achter elkaar. Dat betekende een hele dag varen om over vier kilometer 44 meter omhoog te komen. Het hellend vlak verkortte die tijd aanzienlijk. Bovendien gebruikte de sluizentrap veel water in een droog gebied. De bak van de schepenlift gaat gewoon met dezelfde hoeveelheid water op en neer.

Het hellend vlak kwam in 1969 gereed, maar eigenlijk te laat. De binnenvaart verloor snel aan betekenis, en nu ligt het er alleen maar voor de pleziervaart en een enkel toeristenschip. Dat de reparatie nu een half jaar moet duren, geeft ook wel aan dat er met het kanaal geen vitaal economisch belang gemoeid is. 

dinsdag 29 juli 2014

Keuzes op de Saône

Na ons vertrek uit Chalon zat er een vibratie in het schip die er niet hoorde. Wier in de schroef? Achteruitslaan om het eruit te krijgen hielp niet, dus doorvaren maar. 
Wie heeft haar jurkje laten slingeren?
Later die dag lagen we voor de kade in Seurre. Zondag, niets te doen, zelfs het restaurant dat we niet konden vinden omdat het pal boven ons aan de kadeweg lag, was gesloten. Rob komt naar boven met een duikbril op en een mes tussen de tanden. Na twee keer duiken komt hij boven met een jurkje. Dat was dus in Chalon te water geraakt en bij ons in de schroef gekomen. Van wie zou dat geweest zijn, en hoe is zij thuisgekomen?

We zijn de Saône opgevaren tot een paar splitsingen waar we echt tot een besluit moesten komen. We zitten in de Bourgogne en we willen naar het noorden. Ja, we zijn het verste punt voorbij en we zijn op de terugweg. Tien weken onderweg, nog zes te gaan, het wordt nog opschieten. 


Er zijn in principe drie wegen omhoog. Via het Canal entre Champagne et Bourgogne richting Reims en dan Nancy; via de Petite Saône en het Canal des Vosges naar Nancy; en via het Rhône-Rijnkanaal, de Rijn en Straatsburg ook verder naar Nancy. Want daar willen we de Moezel in en dan later via de Rijn naar huis, met misschien een uitstapje op en neer de Lahn. 
Straatsburg willen we eigenlijk niet missen, maar er staat nog een stremming voor onbepaalde tijd op de kaart in het Canal de la Marne au Rhin, waar het hellend vlak van Arzviller problemen schijnt te hebben. De keuze is  dus Straatsburg met kans op geen Moezel, of Moezel met zeker geen Straatsburg. We gaan morgen eerst maar eens bellen of er meer bekend is over die stremming.  


De heerlijke brede Saône
We hebben een paar natte dagen gehad op de heerlijk brede Saône, met ook wonderbaarlijk grote sluizen van 185 x 12 meter. Waarom zijn die zo groot, vroegen wij ons af, terwijl er na Chalon geen haven van betekenis te vinden is? 
Het antwoord ligt opnieuw in de snelheid waarmee de binnenvaart is overvleugeld door het wegvervoer. Het was namelijk ooit de bedoeling het smalle Rhône-Rijnkanaal te verbreden en zo een grote scheepvaartverbinding tussen zeg maar Marseille en het Ruhrgebied te maken. Aan de kant van de Rhône en de Saône had men in voorbereiding daarop alvast de sluizen verbreed, maar toen het kanaal aan de beurt was voor vergroting, waren de perspectieven voor de binnenvaart zo verslechterd dat men ervan afzag. Het ligt er nu alleen voor de recreatie, en dat, we hebben het al vaker geschreven, is geen vetpot. 

zondag 27 juli 2014

Klaar met het kanaal

Gepriegel: bruggen
We naderden gisteren Chalon, dat ligt aan de Saône, en daar waren we aan toe ook. Het laatste stuk in het kanaal was twaalf sluizen in twintig kilometer, allemaal natuurlijk van de gebruikelijke maat waar je niet onbezorgd naar binnen vaart, maar uiterst behoedzaam het schip naar binnen moet priegelen tussen de zes centimeter speling die je krijgt tussen de sluiswanden. Het schiet niet op, en zeker als je met zijn tweeën bent is het veel werk. Zelfs de koffie kwam in het gedrang!

De Saône bood ruimte, wijdsheid  stroming, en de gelegenheid de Scania eindelijk weer eens meer dan 600 toeren te laten draaien. 1500 toeren, ze hoestte een dikke pluim ouwe meuk uit de uitlaat en bezorgde de Anna Koosje een mooie witte snor voor de boeg. 
Gepriegel: sluizen
Bij een van de laatste ligplaatsen in het kanaal vertelde een gemelijke Belgische schipper – hij was naar het Canal du Midi geweest en "had daar de eerste kilometer al de buik van vol" – dat Chalon helemaal vol lag. Dat was wel zo, maar alleen voor jachies, niet voor luxe motors. De kademuren pal tegenover de binnenstad zitten nog steeds vol ringen, voor de binnenvaart van weleer, en daar vond de Anna Koosje in voorname solitude een ligplaats die bij haar past.
Het kwam goed uit dat we even genoeg landelijke schoonheid hadden gezien, want Chalon dompelde ons onmiddellijk onder in het stadse leven. Er was een straatartiestenfestival aan de gang, Chalon dans la Rue. Daarbij was het vrijdagavond en nog eens vakantietijd ook, dus het leverde tot heel laat een levendige sfeer op. Midden in de nacht werd ik nog wakker door geroep van de kade – "Hé allo! Rotterdam!" Dat is te lezen op het bord boven de roef, na "Anna Koosje". Maar dat spreekt niet lekker uit in het Frans, zeker niet na een avond feesten.


Verderop stroomt de Saône

Kadeligplaats...



... onder de regenwaterafvoer
Een klein nadeeltje van onze kadeligplaats kwamen we later achter. We liggen onder een grote buis voor hemelwaterafvoer van de straat. Maar het was droog en dat zou het vast wel blijven – dachten we. Het is heel verrassend hoe veel water er bij een flinke onweersbui heel hard naar beneden komt!

donderdag 24 juli 2014

"Het geld druipt hier van de muren"

Dat was de opmerking van een opvarende die op onze overnachtingsplaats in Santenay brood was gaan halen. We zitten aan de andere kant van de waterscheiding, en het lijkt er wel alsof die ook op het punt van welvaart een streep door het land trekt. We hadden al sombere dingen geschreven over de karigheid en het economische verval dat we op zoveel  plekken hadden gezien, maar ineens is er rijkdom waar je niet omheen kunt.
Santenay is natuurlijk bij voorbaat een van de wijnbouwgemeenten in de Bourgogne, en dan ligt het nog vlakbij gebieden als Aloxe-Corton en Chassagne-Montrachet, die met ingehouden chique op de gevelplaquettes van de wijnhuizen staan. Hier geen "wijntjes" van tien euro of minder, wie Bourgogne wil drinken moet geld meebrengen.

Rijkdom, ook op de kanaaldijk
Het trof ons hoe de grens tussen arm en rijk letterlijk op de waterscheiding lag. Ineens waren er restaurants en uitspanningen langs het kanaal die niet gemelijk in verval waren maar gewoon welvarend en open. Huizen goed onderhouden en in de verf; en vooral, voor het eerst sinds heel veel kilometers, nieuwbouw. Hier is kennelijk groei, er zijn banen; hier gaan de jongeren naar toe die wegtrekken uit de oude industriegebieden als Montceau-les-Mines en Le Creusot.
Ook het landschap is ineens van een lieflijke schoonheid. Het kanaal ligt soms hoog boven de vallei waar zich aan de overkant de wijngaarden uitstrekken. En als je wijn nodig hebt, hoef je niet met moeite naar een supermarkt te zoeken: er is een wijnbedrijf met cave en dégustation gevestigd op zestig meter afstand beneden de kanaaldijk.

woensdag 23 juli 2014

Over de waterscheiding

1 Océan
We overnachtten in het hoogste kanaalpand van het Canal du Centre, 300 meter boven onze thuishaven aan de Nieuwe Maas. Aan de ene kant tellen de sluisnummers af van nummer 26 tot 1 "Océan", over een afstand van 108 kilometer. Gemiddelde afstand vier kilometer. Aan de andere kant gaan ze van 1 tot 34 "Med", voor Méditerranée, over een afstand van 49 kilometer. Het is hard werken!

Zo was het Canal du Centre niet zomaar een vaarwater, het vormde een verbinding tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. De tweede, na het Canal du Midi, het vermetele kunstwerk dat Pierre-Paul Riquet al eind zeventiende eeuw liet aanleggen. Riquet had ook al een plan om de Saône met de Loire te verbinden, maar dat was toen nog te duur. Of misschien was de schatkist nog steeds leeg, want het Canal du Midi heeft hij om die reden ook uit eigen zak gefinancierd.

Gauthey tussen zijn nimfen


1 Med
Het scheidingspand van het Canal du Centre ligt bij Montchanin. Bij sluis 1 Med is op het sluishuisje een schildering aangebracht met twee lustige waternimfen, Saône en Loire, en tussen hen in, kalend en met onderkin, mijnheer E. Gauthey, de architect-ingenieur van het kanaal.

Ik heb wel eens eerder hier gevaren, zowel op het Canal du Centre als het Canal du Bourgogne. Het verschil tussen de twee is groot, vooral in de beleving. Het Canal de Bourgogne is zo veel mogelijk een rechte lijn, het Canal du Centre krinkelt en kronkelt door het landschap. Ik schreef dat toen toe aan de kanaalbouwtechniek, dat het oudere Canal du Centre de contouren van het landschap moest volgen en het nieuwere gewoon rechtdoor kon. 


Maar het is niet waar. De kanalen ontlopen elkaar niet veel in leeftijd; het verschil zit in de bouwers. Voor Gauthey was recht gelijk aan saai en geestdodend. Daarmee is hij een vroege geestverwant van de Oostenrijkse veelkunstenaar Hundertwasser, die de rechte lijn goddeloos noemde. Gauthey heeft bewust al die bochten en kronkels aangebracht, dan moest je als schipper tenminste blijven opletten. Dat kunnen we intussen bevestigen. 

Met zijn bochten bezorgde hij de kolen- en staalmagnaten van Le Creusot en Montceau-les-Mines wel een veertig procent langere transportafstand, maar dat vond hij vermoedelijk rechtlijnig denken.


dinsdag 22 juli 2014

Mijnbouw, geen wijnbouw

Avond in Montceau-les-Mines
Montceau-les-Mines, de naam doet natuurlijk al vermoeden ze hier niet met bloementeelt hun geld verdienen. Het gebruikelijke monument voor het Hôtel de Ville is hier niet voor de gevallenen van de Grande Guerre maar voor les victimes de la mine. Voor elke ramp is er een aparte gedenkplaquette, de laatste van 1958. Het doet denken aan dat aangrijpende monument in Urk voor de vissers die op zee zijn omgekomen. Een jonge vrouw keert zich af van wind en zee; intussen is zij in verwachting van een volgende generatie vissersman of - vrouw. 
Mijn beeld van de Bourgogne, merk ik, is de Côte d'Or en steden als Dijon en Beaune. Rijkdom, schoonheid, mooie wijnen en gastronomie, niet de harde werkelijkheid van mijnbouw en industrie. Ik had beter moeten weten, want toen ik klein was stond er aan de Pleinweg in Rotterdam een ijzerwarenwinkel met de naam Dijon, en op school had ik geleerd dat Dijon en ijzer bij elkaar hoorden. 

Les victimes de la mine
De mijnbouw is hier heel oud, maar kwam pas echt op gang met de industrialisatie van de negentiende eeuw. In Luik en Charleroi hebben we de ruïnes van de erop volgende afbraak gezien. In dat perspectief ziet het er hier nog heel goed uit. Het stadje oogt modern, alsof het is opgebouwd na een oorlogsbombardement, maar het zal wel gerichte stadssanering zijn geweest. Een enorm parkeerterrein langs het kanaal doet een voormalige staalfabriek vermoeden; en de huizen en gebouwen zitten goed in de verf. 
1958; ook Polen

Maar de winkelstraat weerspreekt het optimisme van de openbare ruimte. Veel leegstand, en overal soldes en liquidation. Steeds vaker rijst bij ons het gevoel dat we van Frankrijk alleen de mooie etalage kennen – Parijs natuurlijk, prestigewijnen, de TGV, indrukwekkende bruggen zoals bij Millau. Maar erachter is de zaak in verval, in afwachting van de soldes en de liquidation




zondag 20 juli 2014

Canal du Centre en Parey-le-Monial

De kanaalbrug van Digoin
Het Canal Latéral à la Loire gaat nog met een laatste kanaalbrug over de rivier en gaat dan bij Digoin over in het Canal du Centre. De standaardmaat daar is ook Gabarit Freycinet, met dat verschil dat het allemaal net iets krapper is. De sluizen zijn niet 5,20 maar 5,10 breed, en de brugdoorvaarten geven niet een meter speling aan beide kanten maar 20 centimeter. Het is dus sturen voor gevorderden, maar dat zijn we intussen wel. 
Het kanaal is 112 kilometer lang en telt 61 sluizen, dus lekker gas geven is er niet bij. Alleen het Canal de Bourgogne heeft er meer, 189 op 242 kilometer. Daar gaan we niet doorheen, ook omdat er tunnel in zit van 3,10 meter hoog, bij Pouilly. Geen bedevaart dus naar het hart van de Bourgogne!
Maar we komen op dat vlak toch wel aan onze trekken. Na Digoin was de eerste plaats van betekenis Parey-le-Monial, het monnikse Parey. Er staat daar een kerk die in de elfde eeuw ongeveer gelijktijdig is gebouwd met de abdij van Cluny, ooit, totdat de Sint Pieter in Rome er moest komen, de grootste kerk van de Christelijke wereld. 
Klein Cluny, met toegevoegde bouwsels
Beide kerken, die van Cluny en die van Parey, waren het initiatief van de grote bouwheer-abt Saint Hugues. Parey is zelfs een schaalmodel van Cluny, wat wel plezierig is omdat Cluny door de machthebbers van de Franse revolutie is verkocht aan een bouwmaterialenhandel, en voor 95 procent gesloopt. Wat er resteert zijn twee losse torens, maar daarmee krijg je geen beeld van de omvang en de samenhang van het vroegere abdijcomplex. Met Parey voor ogen lukt dat ietsje beter. 

Maar er is meer in Parey. Vanaf 1673 doen zich aan zuster Marguérite-Marie Alacocque verschijningen voor van het heilig hart van Christus – "Voilà ce coeur qu'a tant aimé les hommes". Dat werd het begin van de Sacré-Coeurdevotie, en een opsteker voor Parey als pelgrimsoord. De kerk, die aanvankelijk Notre Dame heette, werd gepromoveerd tot Basilique du Sacré Coeur. Niet voor niets is Parey gejumeleerd met Bethlehem, daar weten ze ook iets van religieus toerisme.

Ik vind het zo'n ontdekking voor mezelf, hoe gelaagd de Christelijke traditie is. Ik ben erin opgegroeid, en heb steeds onbewust aangenomen dat die altijd al was geweest zo ik hem aantrof. Maar ooit was er geen Heilig Hart, geen Mariadevotie; zelfs geen lijdende Christus, die in mijn protestantse traditie zo belangrijk is. 
Ik moet weer denken aan het woord van de oude professor Harry Kuitert – "Alle spreken over boven komt van beneden". En, zoals met de Heilig-Hartvisioenen, ook alle ervaren. Dat doet niets af aan de waarde ervan; er is voor ons niets anders. Alleen zetten we mensen als Zuster Marguérite-Marie nu in een psychiatrische inrichting. 

vrijdag 18 juli 2014

24 kilometer varen om om te keren

Het Canal de Roanne à Digoin, het zat niet in de planning, maar met zijn noord-zuidrichting bood het uitzicht op verkoelende bomenschaduw in de brandende middagzon. Het ligt ook niet in de richting ergens heen, het gaat naar Roanne en anders niet – waarbij volgens onze Franse informant Roanne een soort Almelo is waar niets te zien valt. Wij namen dus de afslag, en moeten straks weer terug door een stuk of wat sluizen die met 5,10 meter nog smaller zijn dan wat we tot nu toe hebben gehad. 
Ook het kanaal is smal, minder dan de dertig-plus meter die wij nodig hebben om te keren. We kunnen dus één kant uit, vooruit, tot de enige zwaaikom in het kanaal twaalf kilometer verderop bij Avrilly. Als het daar ook niet kan, wordt het Roanne, op veertig kilometer. In dat geval gaan we heel aandachtig kijken naar wat er niet te zien is. 
De schaduwkoelte wordt duur betaald!

Maar, de volgende dag, het kanaal is prachtig. Voor het eerst in lange tijd zien we hier grote boerenbedrijven, die zich zo te zien specialiseren in Charolais vleeskoeien. Dat is boys only, een stierenspecialisatie. Die zien we hier en daar, als een her-opvoering van een Paulus Potter tafereel, tot aan de buik in het water staan om verkoeling te zoeken. Hun toekomst kennen wij, zij niet, maar intussen zien ze er heel content uit. Onze eigen toekomst moeten we trouwens ook maar naar gissen, dus wat valt er beter te doen dan een beetje kauwen en herkauwen?

Le canal tranquille, stond er bij de ingang. Het klopt, we hebben op de sluiswachter na nog helemaal niemand gezien. Vroeger was dit een druk kanaal dat veel heeft betekend voor de ontwikkeling van Roanne. Tot de jaren zestig ging er gemiddeld 300.000 ton vracht per jaar doorheen, dat zijn 2000 Anna Koosjes. In 1976 was dat volgens onze vaargids "letterlijk ingestort" tot 19.500 ton; en nu is het met zekerheid nul komma nul. Roanne zal zich wel verder ontwikkeld hebben met games, overheid en consultancy. De belangrijke verbindingen zijn tegenwoordig van glasvezel, niet van water. 
Daarmee is het lot van het kanaal natuurlijk net zo zeker als dat van die stieren. Eens in een nat najaar raakt een van de toch al smalle kanaaldijken doorweekt, en breekt op een plek waar de beschoeiing en de damwanden al lang geleden vervangen hadden moeten worden. Het zestien kilometer lange kanaalpand tussen Chassenard en Bourg le Comte stroomt leeg in de langszij stromende Loire. Een economisch argument om de boel te herstellen is er niet, de sluizen worden dichtgegooid, en dat is dan het einde van een eeuwenoud kanaal. 

dinsdag 15 juli 2014

Last chance to see

Last Chance to See, het is de titel van een boek van Douglas Adams, dezelfde van The Hitchhiker's Guide to the Galaxy.
LCtS  gaat over witte neushoorns, gorilla's en andere levensvormen die onze kleinkinderen alleen van YouTube zullen kennen – als YouTube het tenminste zelf overleeft. 
Wij maken hier onze eigen last chance mee. Na Quatorze Juillet voeren wij vandaag verder over het zijkanaal langs de Loire, voorbij Décize, waar je, als je niet te groot bent, kunt afslaan naar het Canal du Nivernais. 
Wij gingen rechtdoor, richting Bourgogne. Al een hele tijd verwonderden wij ons over de rust op het water, of beter het  geringe aantal schepen dat we tegenkwamen. "Na quatorze juillet zal het wel drukker  worden", vertelden we onszelf. 
Bij de eerste sluis na Décize raakten we aan de praat met de sluismeester. 
"In 1996 hadden we op 15 juli 63 schepen om te schutten", vertelde hij. "Vandaag zijn jullie het tweede".
Verderop typeerde een collega de VNF als een zieltogende organisatie. Ontslagen, inkrimpingen en geen geld voor materieel. 
Voor sommige departementen gaat de helft van de begroting op aan onderhoud van de vaarwegen, zei hij. Intussen neemt de populariteit van het watertoerisme op de kanalen hard af. 

Dit kan zo niet lang duren, dus laten we vooral maar heel goed kijken naar wat er te zien valt zolang het er is.

Hoe noem je dit, anticiperende nostalgie?

maandag 14 juli 2014

Hoog water

We hadden het zo goed geregeld, vonden we, met het schip niet aan een steiger maar op anderhalve meter afstand tegen de schuine kanaaloever aan, zodat niemand er zonder loopplank op zou kunnen. 
Zo was het bij terugkomst na twee weken wel een verrassing dat het schip tegen de oever lag, de landvasten slap hingen en we zomaar aan boord konden klauteren. Het had geregend, veel, het kanaalpeil was twintig centimeter gestegen, waardoor het schip dichter tegen de kant had kunnen kruipen. 
Mooi, maar je moet er even niet aan denken dat het ook de andere kant uit had kunnen gaan. Vastlopen in een kanaal is even anders dan op het Wad; daar wordt het altijd binnen twaalf uur weer hoog water. Daar wel...

Quatorze Juillet

Waar gaan we heen vandaag? Richting Décize en Digoin hadden we gedacht, en we gingen alvast afscheid nemen van de havenbaas hier. 
'Maar het is quatorze juillet, jullie gaan helemaal nergens heen', was zijn reactie. De sluizen worden niet bediend, dus waar we zijn, daar blijven we. We vonden het ook al stil op het water, met helemaal geen langskomende schepen. 
We zitten vanavond wel eerste rang bij het vuurwerk dat wordt afgestoken op de kanaaloever, en als we willen kunnen we aanschuiven in de feesttent die hier vanochtend is neergezet. Menu champêtre voor 12 euro, en dansen met de meiden uit de buurt. 

zondag 6 juli 2014

Guédelon

Er was nog een extra reden om deze reis over land te maken. Toen wij varend in de buurt van Châtillon waren, kregen wij het bericht van een ex-matroos dat we zo mogelijk een uitstapje zouden moeten maken. Dit was zijn aanbeveling:
Leg aan in Châtillon sur Loire en pak de fietsjes of een taxi naar Guédelon, de plek waar een middeleeuws kasteel wordt gebouwd op de manier van de middeleeuwen.
Geen geitewollensokkenzooi, want 's avonds rijden de werklieden weer per Megane naar huis.
Maar op de werkplaats is het puur middeleeuwen en ambacht. Geen electrische machines. Het grootste geraas is een steenhouwer of een briesend paard. En het steekt niet op een dag. Of op een jaar. En ze gebruiken alleen lokaal materiaal. Het is in 1998 gestart als een project van een paar gedrevenen. inmiddels komen er zo veel (betalende) bezoekers, dat ze het kalmer aan willen gaan doen :) 
Vertragend procesmanagement ipv opleveringsgedreven projectmanagement. Wat een verademing.
Bouw van een muur.
 Tredmolen in plaats van bouwkraan.
Het was 34 kilometer, met de fietsjes toch een beetje ver, maar we wilden het wel graag gaan bekijken. Vandaar dit bezoek per auto.
De afzender van dit bericht was, niet toevallig natuurlijk, zelf een gedrevene, die bezig is met een plan om het in 1674 ingestorte schip van de Utrechtse Domkerk op dezelfde middeleeuwse manier weer op te bouwen. Misschien kost het vijftig, misschien honderd jaar; als je voor de eeuwigheid bouwt, is dat van geen belang. 

Toen ik voor het eerst van dit plan hoorde, kwam het me nogal wereldvreemd over. Wie krijgt bijvoorbeeld het Utrechtse gemeentebestuur zo ver dat een belangrijk plein midden in de stad decennialang een bouwput mag worden? Hoe moeten de bussen rijden als het Domplein weer Domkerk wordt? 
Het voltooide gewelf van de ridderzaal

Maar een bezoek aan Guédelon biedt andere perspectieven, in het bijzonder door de enorme bezoekersparkeerplaats. Jaarlijks komen er 300.000 belangstellenden naar deze uithoek, ver van stad of dorp. De dichtstbijzijnde stad is Auxerre, op ruim veertig kilometer afstand. 
De bezoekers van Guédelon kunnen alleen hun geld kwijt aan een toegangskaartje van 12,50 euro, het souvenir- en boekwinkeltje, en een aangeklede kop koffie. Als je bedenkt hoeveel geld 300.000 bezoekers in een winkel- en horecastad als Utrecht kunnen achterlaten, zou dat Domkerkplan economisch wel eens heel interessant kunnen zijn – nog helemaal los van de culturele en historische waarde. Zelfs het afgelegen Lelystad weet met de Bataviawerf jaarlijks 85.000 bezoekers te trekken. Utrecht moet met een Domproject een veelvoud kunnen halen.

In Guédelon werken 50 full-time medewerkers, volledig betaald uit eigen inkomsten, en elk jaar komen er 700 vrijwilligers "hun steentje bijdragen".


zaterdag 5 juli 2014

Over land is het een heel eind...

Achter de valreep
We hebben de Anna Koosje voor een korte vakantie – de boog kan immers niet altijd gespannen staan – achtergelaten in het Canal Latéral à la Loire. Ze ligt bij een van de vroegere uitwijkplaatsen die nu voor de pleziervaart beschikbaar zijn als haltes nautiques. Niet aan de steiger zelf, op verzoek van het echtpaar dat op de kant een eenvoudige maar sympathieke eetgelegenheid heeft, want als wij daar met onze dertig meter liggen, houdt dat anderen weg en dat is slecht voor de omzet. We liggen dus ietsje verder, tegen de schuine kanaalkant aan, wat ook betekent dat je zonder loopplank niet aan boord kunt komen. Die ligt opgeborgen onder het eethuis, en verder zijn er de hele tijd mensen in de buurt. Zorg over onbevoegd bezoek hoeven we dus niet te hebben – behalve wellicht van al te ondernemende lezers van deze blog. Maar die moeten dan toch eerst het stuurhuis ontmantelen, anders komen ze niet verder dan de volgende brug.

Met de reis hiernaartoe drong pas tot ons door hoe je met dertig à veertig kilometer per dag toch een heel eind kunt komen als je het maar lang genoeg doet. Zelfs ondanks onze omweg vanuit Dinant terug omhoog naar Antwerpen en Gent, hebben we zo'n afstand afgelegd dat we er met de auto ruim acht uur over deden om bij het schip te komen. Dat was inclusief de gebruikelijke opstopping bij Parijs, waar we stapvoets filerijdend op de A104 bij Chalifert de brug over de Marne overstaken. Daar hadden we een paar weken eerder ontspannen onderdoor gevaren, en met ongeveer dezelfde snelheid.

Het doel van de reis was drievoudig. Anna Koosje even opzoeken, zoals gezegd; de Sancerre en de Pouilly inslaan die we eerder hadden moeten laten liggen; en een kijkje nemen bij het geabandonneerde Canal de Berry.

Faguin en het kanaal;
wij kwamen over de D15

ex-Canal de Berry, ex-sluis Faguin
Over de wijn valt weinig te zeggen behalve dat je een prachtige witte Sancerre, een coup de coeur volgens de Guide Hachette, kunt krijgen voor zeven euro, en dat de relatief onbekende rode Sancerre dat vooral moet blijven. We hebben een paar juweeltjes gevonden die we graag voor onszelf houden.

Over het Canal de Berry – wie het over de weg benadert, moet vreselijk goed opletten. Het is niet breder dan een sloot en het ligt hier en daar nog heel diep ook, zodat je er overheen bent voor je het weet. Wij vonden het bij het oude, verlaten sluisje van Faguin. Wat een wonder dat daar ooit scheepjes met vracht doorheen gekomen zijn! Het sluishuisje was wel bewoond, een idylle, zeker in de zomer, 
met de gebruikelijke drie meter afstand tussen het tuintje en de sluis. Dat was vroeger als jaagpad publiek terrein, en dat is het nog steeds.