Er kwam een kapitein van een ander tankschip langs, Ed van Laar, van de Mistral. Die zat even zonder lading. Er was wel vracht te krijgen maar dat bracht niets op, en "als hij toch niets verdiende deed hij dat liever zonder werken dan met." Het bleek dat hij zelf thuis een luxe motor heeft waar hij graag mee vaart als hij niet op de Mistral zit, en hij vond de Anna Koosje wel leuk.
Terwijl we daar lagen kwam er een andere tanker, de An.Ka, recht op onze plek af. We verontschuldigden ons over de marifoon dat wij niet weg konden omdat wij Motorstörung hadden, waarop het antwoord terug kwam "Ich auch". De An.Ka strompelde dus naar een ligplaats ietsje verder, maar die was gereserveerd voor hotelschepen – zoals de Salvinia, van het formaat 110 meter, die er prompt aankwam, zijn eigen plek bezet vond door een schip dat niet kon bewegen, en de uitwijkplaats "nur für Frachtschiffe" door een luxe motortje van 29 meter. Wij boden aan dat we wel plaats wilden maken maar het niet konden. "Dan leg ik jullie toch even naast die An.Ka neer", kwam het rustige antwoord van de kapitein, en zo werden we als een breekbaar eitje heel behoedzaam langszij genomen en iets verderop neergelegd.
Met de bemanning van de An.Ka kwamen we aan de praat over wat er bij hen mankeerde. Hun generator deed het niet, waardoor alle navigatiesystemen waren uitgevallen – tankers mogen geen accu's hebben vanwege het vonkgevaar, begrepen wij. Om hen toch aan wat stroom te helpen, legden we een kabeltje uit vanaf onze generator. Wij van de binnenvaart moeten elkaar tenslotte helpen, nietwaar? Als dank voor de geleverde stroom vroeg de bemanning later of ze ons niet wat diesel mochten geven – op zoveel duizend ton mist men één, twee druppels tenslotte niet. We hadden helaas geen lege jerrycans en bovendien waren we net in Luxemburg helemaal boordevol getankt, maar het gebaar was sympathiek.
Ondertussen was de Wasserschutzpolizei bij ons langszij gekomen. Zij hadden gezien dat de An.Ka te diep geladen was – een centimetertje maar, vond de schipper, maar het kostte ze toch een bekeuring. Wij raakten aan de praat met de politiemensen, die verguld waren dat ze even bij ons binnen mochten kijken. En hadden wij zelf eigenlijk wel alle vaarbewijzen? Natuurlijk; of dat in- of exclusief Rheinpatente was, lieten we wederzijds onbesproken.
Intussen was de An.Ka gerepareerd, zij wilden verder maar wij lagen er nog steeds naast zonder eigen motor. Opnieuw geen probleem, en zo werden we voor de tweede keer die dag op tedere wijze door een groot moederschip op een ander plekje neergelegd, aan de overkant van de Moezel deze keer, en op een paar honderd meter van de Scaniadealer met wie we de hele dag uitgebreid gebeld hadden. Toevallig lagen we ook net achter de Mistral, waarvan kapitein Ed op de kade stond om onze touwtjes vast te maken. We dronken met hem een glas in de stuurhut. Hij bood aan dat hij ons de volgende dag wel met zijn Rijnpapieren naar Lahnstein wilde loodsen, en vooral dat hij ons later wel een rondleiding wilde geven op zijn Mistral.
De volgende ochtend stond de Scaniadealer stipt om tien voor acht op de kade met een startmotor, die zat om vijf voor negen ingebouwd op z'n plek, en om negen uur stonden wij in het stuurhuis van de Mistral – op kousenvoeten want zo doen echte binnenvaarders dat. Ed vertelde dat hij dit schip puur op functionaliteit had laten bouwen, zonder luxe franje, maar die functionaliteit was zo perfect dat wij er stil van waren. Natuurlijk radar, waarmee je eigenlijk meer ziet dan met je ogen vanwege de dode hoek voor de boeg. Natuurlijk camera's op alle plekken die ertoe doen. Geen rijen lampjes en schakelaars, maar één touchscreen-scherm met submenu's voor pompen, motoren, navigatielichten, camerabewegingen en zo voort. "Zo'n schip sturen is eigenlijk net een computergame", meende Ed. "Alleen heb je maar één leven".
"Johan ook!!" |
Sluis Lahnstein |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten