zondag 31 augustus 2014

De Lahn en Bad Ems

Het was de bedoeling dat we in de buurt van Limburg a/d Lahn zouden komen, een kilometer of zestig de rivier op. Tot aan de sluis bij Diez om precies te zijn, want die is tot volgend jaar voor groot onderhoud gesloten. Alleen hield het op bij Bad Ems. Daar lag ineens een brug van 3,80 meter hoog terwijl wij echt vier meter nodig hebben. Behalve als we nog een keer de stuurhut af en op zouden bouwen, maar dat zagen we met het oog op de natte weersverwachting niet zitten.

Kurhaus
Maar Bad Ems, wat een verrassing is dat! Beelden en associaties komen op met Der Zauberberg en Der Tod in Venedig van Thomas Mann – uit de tijd dat er nog vorsten, adel en aristocraten waren die met een trein personeel en huisraad naar Biarritz, Cannes en kennelijk ook Bad Ems togen om daar het zomerseizoen door te brengen. Daar hoort natuurlijk een Kurhaus bij waar je als huishouden een etage afhuurt als je armlastig bent, en eigen zomerresidenties voor wie zich meer kan veroorloven. Vanzelfsprekend is er een Spielbank waar je vermogens en landgoederen kunt inzetten en verspelen, en een theater- en concertzaal waar musici en andere artiesten voor vertier zorgen en zich ook de zomer laten doorhelpen. 

Russische kerk
In 1870 verbleef koning, later keizer Wilhelm I van Pruisen hier, en zette hij met een geïrriteerd telegram, de Emser Depesche, de Frans-Duitse oorlog in gang. In 1876 ondertekende Tsaar Alexander II hier het Oekraïne-dekreet, waarmee het gebruik van de Oekraïense taal werd verboden. Als zulke voorname gasten hier zijn, moet de hovelingenzwerm van aspirant-voornamen natuurlijk ook wel zorgen dat ze in de buurt zijn. De Russen in Bad Ems hebben zelfs een eigen Russisch-orthodoxe kerk laten neerzetten, met gouden koepel en al. De zomervilla's aan de oevers van de Lahn getuigen nog steeds van die tijd. Maar die is lang voorbij; nu ligt er zelfs een oud, zwart vrachtschip voor het Kurhaus!

Het is toevallig groot feest in Bad Ems. Al drie dagen lang stampt er een enorme kermis aan de overkant, gisteren werden we getrakteerd op het meest spectaculaire vuurwerk dat we ooit hebben gezien, en vandaag was er een groot bloemencorso dat helaas in het water viel.

Bloemencorso tegen onweerslucht
Limburg hebben we dus niet over het water gehaald, we zijn er wel per trein naar toe gegaan. Het spoor volgde de loop van de rivier, die op sommige plekken niet veel breder was dan een flinke sloot. Het had nog heel wat hoofdbrekens gekost dat traject per schip door te komen.

In Limburg waren we vooral benieuwd naar de nieuwbouw die "bling-bling bisschop" Tebartz-van Elst hier kort geleden bij de Dom heeft laten neerzetten voor ik geloof 32 miljoen euro. De Dom is mooi, of meer karakteristiek; de nieuwbouw is heel strak en esthetisch maar dat mag ook wel voor dat geld, en Limburg zelf is het ideale stadje van de gebroeders Grimm. Je verwacht er ieder moment de Gelaarsde Kat tegen te komen, al blijkt dat sprookje bij nader inzien van Perrault te zijn.

Wat ons verder interesseerde was Nassau. Dat is een plaats aan de Lahn waar we met de trein doorheen kwamen, en het is vooral ook een adellijk geslacht met die naam, ons in Nederland wel bekend. Een van de meest succesvolle takken slaagt er nog steeds in als een feodaal recht een substantieel inkomen belastingvrij naar zich toe te halen. Wie de Nassaus, en zeker de takken van Oranje-Nassau en Nassau-Diez, beziet vanuit hun relatief eenvoudige afkomst in deze streek, kan alleen maar spreken van een familieonderneming die telkens opnieuw bedreigende marktomstandigheden het hoofd heeft weten te bieden en er na eeuwen nog steeds glanzend bij staat. Al is dat niet te verifiëren bij de kamer van koophandel, want jaarrekeningen worden niet gedeponeerd.

zaterdag 30 augustus 2014

Wat er zoal gebeurt als je een dag niet kunt varen

We waren in Koblenz dus vriendelijk door het tankschip Vinkel aan een meerpaal neergelegd, op de plek waar die zelf met zijn 85 meter had gelegen met ons langszij. Daardoor namen wij met onze 29 metertjes die grote plek in, maar we konden niet anders. Zo werd het een dag van mooie ontmoetingen.

Er kwam een kapitein van een ander tankschip langs, Ed van Laar, van de Mistral. Die zat even zonder lading. Er was wel vracht te krijgen maar dat bracht niets op, en "als hij toch niets verdiende deed hij dat liever zonder werken dan met." Het bleek dat hij zelf thuis een luxe motor heeft waar hij graag mee vaart als hij niet op de Mistral zit, en hij vond de Anna Koosje wel leuk.

Terwijl we daar lagen kwam er een andere tanker, de An.Ka, recht op onze plek af. We verontschuldigden ons over de marifoon dat wij niet weg konden omdat wij Motorstörung hadden, waarop het antwoord terug kwam "Ich auch". De An.Ka strompelde dus naar een ligplaats ietsje verder, maar die was gereserveerd voor hotelschepen – zoals de Salvinia, van het formaat 110 meter, die er prompt aankwam, zijn eigen plek bezet vond door een schip dat niet kon bewegen, en de uitwijkplaats "nur für Frachtschiffe" door een luxe motortje van 29 meter. Wij boden aan dat we wel plaats wilden maken maar het niet konden. "Dan leg ik jullie toch even naast die An.Ka neer", kwam het rustige antwoord van de kapitein, en zo werden we als een breekbaar eitje heel behoedzaam langszij genomen en iets verderop neergelegd.

Met de bemanning van de An.Ka kwamen we aan de praat over wat er bij hen mankeerde. Hun generator deed het niet, waardoor alle navigatiesystemen waren uitgevallen – tankers mogen geen accu's hebben vanwege het vonkgevaar, begrepen wij. Om hen toch aan wat stroom te helpen, legden we een kabeltje uit vanaf onze generator. Wij van de binnenvaart moeten elkaar tenslotte helpen, nietwaar? Als dank voor de geleverde stroom vroeg de bemanning later of ze ons niet wat diesel mochten geven – op zoveel duizend ton mist men één, twee druppels tenslotte niet. We hadden helaas geen lege jerrycans en bovendien waren we net in Luxemburg helemaal boordevol getankt, maar het gebaar was sympathiek.

Ondertussen was de Wasserschutzpolizei bij ons langszij gekomen. Zij hadden gezien dat de An.Ka te diep geladen was – een centimetertje maar, vond de schipper, maar het kostte ze toch een bekeuring. Wij raakten aan de praat met de politiemensen, die verguld waren dat ze even bij ons  binnen mochten kijken. En hadden wij zelf eigenlijk wel alle vaarbewijzen? Natuurlijk; of dat in- of exclusief Rheinpatente was, lieten we wederzijds onbesproken.

Intussen was de An.Ka gerepareerd, zij wilden verder maar wij lagen er nog steeds naast zonder eigen motor. Opnieuw geen probleem, en zo werden we voor de tweede keer die dag op tedere wijze door een groot moederschip op een ander plekje neergelegd, aan de overkant van de Moezel deze keer, en op een paar honderd meter van de Scaniadealer met wie we de hele dag uitgebreid gebeld hadden. Toevallig lagen we ook net achter de Mistral, waarvan kapitein Ed op de kade stond om onze touwtjes vast te maken. We dronken met hem een glas in de stuurhut. Hij bood aan dat hij ons de volgende dag wel met zijn Rijnpapieren naar Lahnstein wilde loodsen, en vooral dat hij ons later wel een rondleiding wilde geven op zijn Mistral.

De volgende ochtend stond de Scaniadealer stipt om tien voor acht op de kade met een startmotor, die zat om vijf voor negen ingebouwd op z'n plek, en om negen uur stonden wij in het stuurhuis van de Mistral – op kousenvoeten want zo doen echte binnenvaarders dat. Ed vertelde dat hij dit schip puur op functionaliteit had laten bouwen, zonder luxe franje, maar die functionaliteit was zo perfect dat wij er stil van waren. Natuurlijk radar, waarmee je eigenlijk meer ziet dan met je ogen vanwege de dode hoek voor de boeg. Natuurlijk camera's op alle plekken die ertoe doen. Geen rijen lampjes en schakelaars, maar één touchscreen-scherm met submenu's voor pompen, motoren, navigatielichten, camerabewegingen en zo voort. "Zo'n schip sturen is eigenlijk net een computergame", meende Ed. "Alleen heb je maar één leven".


"Johan ook!!"
De rondleiding door de verblijfsruimten was al even indrukwekkend, niet alleen op het punt van techniek, trillingsdemping, luchtbehandeling en apparatuur, maar ook sociaal doordacht. Het matrozenverblijf is bijvoorbeeld niet ver weg op het voorschip maar naast de schipperswoning, niet op afstand maar wel gescheiden. Er zijn afzonderlijke slaapkamers  en een verblijfsruimte; comfortabel maar functioneel, zonder snuisterijen, want "voor je het weet heb je een schiettent". Een indrukwekkend huishoudelijk onderhoudsschema ("geldt ook voor Johan ja?!") want "opruimen is geen kunst; bijhouden wel". Dat uitgangspunt zagen we ook terug in de machinekamer, die de keuken van menig restaurant tot voorbeeld kan dienen.


Sluis Lahnstein
Tegen tienen stapte Ed met zijn Rijnpapieren bij ons aan boord, we werden vriendelijk uitgezwaaid door de politiemensen van de vorige dag, en even later stond Ed met een brede grijns te sturen met een echt stuurwiel in plaats van een joystick. Een uur later lagen we in de sluis van Lahnstein, waar Ed ons nog een fotootje van nastuurde.



donderdag 28 augustus 2014

Motorstoring

Dit is de startmotor van onze ouwe Scania, alleen niet waar hij hoort te zitten. We zijn in Koblenz, waar we gisteren langszij het tankschip Vinkel konden aanleggen op een plek "nur für Frachtschiffe". We kregen wel de waarschuwing mee dat ze 's morgens om zeven uur zouden vertrekken.  
Zo stonden we vanmorgen dus klaar om af te varen, na een kop thee en oude scheepsbeschuit want voor de bakker was het te vroeg. Contactsleutel, niets – dat hadden we gisteren ook al een keer meegemaakt, maar toen leverde een tik met een hamer nog een oplossing. Deze keer: niets. Andere accupakket aanschakelen, ook niets. Generator erbij gezet, idem. 
Zo lagen we dus motorlam langszij een schip dat weg moest. 

Het bleek voor ons een groter probleem dan voor hen. Paar metertjes vooruit, ons met een touw aan een meerpaal vastgemaakt, en zij glipten achteruit weg, met de beste wensen. 
Na demontage van de startmotor bleek dat hij totaal en voor ons onherstelbaar versleten was. Hoe kom je aan een vervanger?

We ontdekten dat Scania in Duitsland een centrum voor tweedehands trucks en onderdelen heeft – in Koblenz! Daar kunnen ze voor een ruilmotor zorgen, die morgenochtend om acht uur op de kade wordt bezorgd. Zo maakte onze irritatie over de motorstoring plaats voor verwondering – verwondering dat de Anna Koosje ons met haar laatste startmotorkrachten juist tot de plek had gebracht waar een oplossing voorhanden is. 

Morgen gaan we alsnog, met een dag vertraging, de Lahn in, naar men zegt de mooiste rivier van Duitsland. En voor ons een manier om af te kicken van Frankrijk, want de sluizen zijn er, net als daar, 5,20 meter breed.

woensdag 27 augustus 2014

Niet meer la Moselle: die Mosel

Voor mijn gevoel hoort het er niet bij waar we nu varen. We gingen een grote ronde van Frankrijk doen, maar dat ligt achter ons. We zitten op de Duitse Moezel, en het is totaal anders. De rivier is breed, de bruggen zijn hoog, de sluizen zo groot dat er schepen van 172 meter in kunnen en die zijn er dan ook, geladen met kolen en schroot voor een verderop gelegen hoogovenbedrijf. Op de oevers is veel te doen, met pittoreske stadjes als Bernkastel, Traben-Trarbach en Cochem. Toeristen weten het gebied te vinden en te waarderen. De campings op de oevers staan vol, er varen rondvaartboten, en talloze passagiersschepen bieden het Moezelreisje aan dat in de jaren vijftig populair was maar dat we hebben ingeruild voor pakketvakanties in Thailand. Ten onrechte. Wij zijn natuurlijk zelf zo'n soort schip, weliswaar met weinig passagiers en een wat verlopen bemanning, maar onze blik en ons genoegen zijn niet anders dan die van de toeristen op de River Queen of de Mosel Perle. 
En dan de wijngaarden. "Het is ook net of ze de druivenvelden gekamd hebben, er hangt geen blaadje verkeerd", merkt een van ons zojuist op. De oevers zijn heel steil, daar staan wijnstokken tegenaan waarvan je je vaak niet kunt voorstellen hoe ze geplukt moeten worden. Eén ding is duidelijk, goedkope Moezelwijn bestaat niet, althans niet om te produceren. Voor de wijnboer betekent dat goede wijn maken of een pension beginnen. 
De steile hellingen bieden het voordeel van warme voeten voor elke wijnstok, en, net als in een hoog opgebouwd theater, eerste rang ten opzichte van de zon. Het nadeel is natuurlijk dat mechanisatie heel lastig is. Toch blijkt er een soort kabellift ontwikkeld te zijn, die we op meerdere percelen tussen de rijen druiven omhoog zagen lopen. Mechanisch oogsten zit er nog niet in, maar het betekent ten minste dat de plukkers niet iedere mand met druiven de helling af hoeven te dragen. 
En wat we in Frankrijk op één plek gezien hebben, in Santenay in de Bourgogne, zien we hier overal. Welvaart, en geld om te investeren en de omgeving netjes te houden. Misschien mist het de romantiek van doorleefd verval – hier worden zelfs ruïnes gerestaureerd, niet tot kasteel maar tot een nette ruïne – maar verzorgde oevers en hotels met bloembakken onder de vensterbanken hebben ook hun charme. 

maandag 25 augustus 2014

Adieu à la France

De route tot nu toe
De blogschrijver is even weggeweest maar het schip voer verder. Uit het Canal de la Marne au Rhin omlaag naar Nancy - letterlijk, wie op de snelweg de stad passeert, ziet hoe diep zij in het dal ligt. Vijf sluizen omlaag, dertien omhoog en dan een ligplaats op loopafstand van het Place Stanislas. In Metz werd het stuurhuis weer opgebouwd - waarna de routeplanner voor een kleine schrik zorgde met de mededeling dat de volgende brug maar 3,70 meter hoog was. Ten onrechte, het bleek ongeveer vijf meter te zijn zodat we niet nog een keer de exercitie stuurhuis neer - stuurhuis op hoefden uit te voeren.
Thionville, de stad die ooit heeft moeten dulden dat de autoroute pal achter een van haar kerken werd aangelegd en waar we over de weg altijd zonder omkijken voorbij rijden, lieten we ook over water links liggen. Wie geen zelfrespect heeft, zal het ook van anderen niet krijgen. 


Touwen - zij vingen de klappen op
Bij de sluis van Apach verlieten we Frankrijk. Het was mooi, het was ook mooi geweest. Na ruim vijfhonderd sluizen, waarvan de meeste met een paar centimeter speling aan weerszijden, is het wel lekker om gewoon de eigen wrijfhouten weer te gebruiken. Voor de sluizen waren die te dik en moesten we touwen buiten boord hangen om het schuren en schrapen langs sluiswanden op te vangen. Voorzover dat lukte natuurlijk, want het berghout en de huidplaten hebben behoorlijk veel kale plekken opgelopen.
Ook een brughoogte waar we met het stuurhuis gewoon onderdoor kunnen is wel prettig. We hebben gebruinde en verweerde schipperskoppen opgedaan, geblakerd door de zomerzon zonder dak boven ons hoofd, maar we hebben ook flink veel regen gehad. Dan trokken we een dekzeil over de stuurstand, maar nat werd het toch. Intussen lagen de stuurhuispanelen op het achterdek, ook onder dekzeilen natuurlijk, maar dat helpt niet tegen condens en dat vindt hout niet fijn. Kortom, in Frankrijk varen is mooi, maar voor een schip als de Anna Koosje levert het veel slijtage op. Een grondige verf- en lakbeurt is al wel het minste waar ze aan toe is – na een flinke partij boenen en schrobben om het slib weg te krijgen dat we van de sluiswanden hebben losgeschraapt.


woensdag 13 augustus 2014

Tussen Marne en Moezel

Het Canal de la Marne au Rhin is nog stiller dan de andere kanalen waar we gevaren hebben. Het is nu al zo dat we de sluizencentrale in Parijs maar hoeven te bellen, en dan weten ze al dat het om de Anna Koosje gaat als we zeggen dat we op dit kanaal zitten. Ik stel me dat kantoor zo voor, met tientallen mensen en geen scheepvaart. Ze moeten wel blij zijn met ons! 
De stilligheid hier ligt natuurlijk voor een deel aan de stremming van het hellend vlak van Arzviller-St.-Louis, die we al eerder genoemd hebben. Vanaf de Rijn en uit Straatsburg kan hier geen verkeer komen; wat hier vaart, komt van de Maas of de Moezel of gaat er naartoe, of komt anders via het Canal des Vosges uit de Saône.

De bergen in
Het kanaal gaat over een afstand van 94 kilometer 175 meter omhoog. Het levert dan ook regelmatig indrukwekkende vergezichten op hoe we over het water de bergen in lijken te varen. 
Toen ze het kanaal bouwden, was de sluistechniek nog niet zo ver gevorderd. Moderne sluizen zoals die op het Main-Donaukanaal gaan in een keer 18 en zelfs 26 meter omhoog. Dat stelt enorme eisen aan de constructie en de materialen. Hier konden ze nog niet meer dan 3,5 meter aan, en dan heb je dus voor 175 meter vijftig sluizen nodig. 

Overigens nog over Bar-le-Duc, waar we gisteren waren: daar doen ze niet aan mineraalwater. Het gelijknamige merk is een Nederlands product, en het water komt uit de grond bij de A2 onder het industrieterrein Lage Weide. Sourcy komt uit Bunnik. Het wachten is op een serieuze exportinspanning naar Frankrijk, want het merk Bunnicq is hier nog niet aangeslagen.  

dinsdag 12 augustus 2014

Klaar met de weemoed: à la guerre!

Ik las laatst terug wat ik de laatste tijd geschreven heb, en kreeg een beetje genoeg van al die weemoed over verlaten dorpjes, prachtige kanalen met meer sluispersoneel dan varenslui, Last Chance to See en hallucinerende vergezichten. Dus zullen we het over iets anders hebben, oorlogen bijvoorbeeld?
Het begon al voor Saint-Dizier, nog op het Marne-Saônekanaal. Sluisje werkte niet, en terwijl we wachtten op iemand die het met de hand kon bedienen viel ons een gammel gebouwtje op. Het was het Musée Patton, waarbinnen waarschijnlijk wat verstofte memorabilia van de legendarische generaal lagen. We zullen het niet weten, want de sluis ging eerder open dan het museum, gelukkig maar want dat zat er dit jaar niet meer in.

Buiten stond een wegwijzer met een Amerikaanse helm erop: Omaha Beach 511 km, Berlin 944 km. Patton was in augustus 1944, waarschijnlijk in een grote stofwolk, door het dorp gekomen, en daar was het zeventig jaar na dato nog steeds trots op. Al zag het er niet naar uit dat ze veel gingen doen aan de lustrumviering.

In Saint-Dizier is niets te beleven, behalve dat ze de oude fabriek van Miko ijs hebben omgebouwd tot bioscoop- en vertiercomplex. Het was er niet druk, maar dat zal wel zijn omdat het augustus is – al zeggen we dat hier de hele tijd en begint dat excuus een beetje dun te klinken. De inwoners van Saint-Dizier duiden zichzelf aan als Bragards, naar men zegt omdat koning François I – die toen nog niet de eerste heette natuurlijk – hen "mes braves gars" noemde nadat ze in 1544 met naar men zegt vijfhonderd man een heel leger van Karel V hebben tegengehouden.

Verderop ligt Vitry-le-François, waar je linksaf via het Marne-zijkanaal naar Parijs kunt; wij gingen rechtsaf richting Moezel. Het stadje heet naar dezelfde François I, die het liet bouwen nadat het nabijgelegen Vitry-en-Perthois door de soldaten van Karel V in de as gelegd was.

Dat wapengekletter speelt zich allemaal nog af in de streek Ardenne-Champagne. Bar-le-Duc ligt in Alsace-Lorraine, wat voor mij altijd een lieflijker, charmanter bijklank heeft gehad. Ik denk dat het komt door de twee Engelse vrouwennamen, Lorraine en Nancy, en door het feit dat de stad Nancy rond het Place Stanislas zo lieflijk is met zijn art nouveau decor. Maar vervang Lorraine door Lotharingen, en het uiteenvallen van het rijk van Karel de Grote komt in beeld. Een van de erfopvolgers was Lotharius II, die het middelste deel in handen kreeg. Na vele eeuwen strijd en conflict zijn de Fransen erin geslaagd het in te lijven, maar nog steeds heeft Alsace-Lorraine een aparte bestuurlijke status. En niemand is erin geslaagd de Duitse klank van plaatsnamen als Metz, Kaysersberg, Strasbourg en Haguenau uit te wissen.

Vanuit Bar-le-Duc gaat de Voie Sacrée richting Verdun, de enige aanvoerroute die in 1914-18 buiten het schootsveld van de Duitse artillerie lag en waarlangs maandenlang munitie, voorraden en vooral eindeloze kolonnes arme sloebers als kanonnenvoer naar het front gestuurd konden worden. Het verhaal gaat dat de Duitse bevelhebber Von Falkenhayn de route bewust in stand liet om Frankrijk de gelegenheid te bieden zich leeg te laten bloeden.

In Verdun zelf komen we niet, maar dat is natuurlijk een van de aangrijpendste oorden van de alles vernietigende loopgravenoorlog. Het ossuarium van het nabijgelegen Douaumont bijvoorbeeld, daar liggen de van het slagveld bijeengeraapte botten van 130.000 gesneuvelden, van beide kanten want te identificeren waren de schedels en ledematen niet. Zo is de dood de grote verzoener. 


Er is hier zo veel verschrikkelijks gebeurd, dat het ineens en opnieuw een godswonder is dat we in Europa al zeventig jaar in vrede en welvaart leven. 

dinsdag 5 augustus 2014

Het mooiste vaarwater tot nu toe

Halte nautique Vouécourt
De seizoensbeweging kantelt om ons heen. 's Morgens ligt er een ochtendnevel boven het water, er zijn gele velden maar die zijn van zonnebloemen, niet van koolzaad zoals een paar maanden geleden. Er verschijnt een gouden waas op de bosranden die eerder allerlei soorten fris groen vertoonden. Akkers worden geploegd of liggen nog vol strorollen, de graanoogst is binnen. Het moet voor de boeren een superseizoen zijn, met elke week vijf dagen zon en twee dagen regen   


Er kan nog van alles gebeuren, maar we hebben ook het gevoel dat we de heetste zomerdagen gehad hebben. De airco heeft ons goed bediend, maar we hebben hem minder nodig. De nachten zijn koel, en in de ochtend ligt er dauw op de dekzeilen die we over de stuurhut hebben getrokken. 

Intussen varen we de hele tijd door het heerlijkste landschap van Gods schepping. Het Canal  du Centre was mooi en verrassend, maar dat was aangelegd, bochtige cultuur als imitatie van natuur. Het Canal de Champagne à Bourgogne, waar we nu op zitten, volgt de natuur in die zin dat de loop van de Marne bepalend is. Het kanaal loopt door het Marnedal, alleen iets rechter dan de rivier, die er regelmatig bij kanaalbruggen onderdoor kronkelt. Bij Langres was het nog een stroompje, nu is zij al breder maar nog niet voor de scheepvaart geschikt, en over een tijdje is de rivier zelf een vaarweg. Richting Parijs, we hebben er al gevaren toen we weken geleden uit Reims die kant uit gingen. 
Boven het kanaal rijzen soms hoge, steile heuvelflanken; dan weer wordt een lange rij oeverbomen, belicht door een lage zon, weerspiegeld in het water van het kanaal. 

Het geldt hier als een landelijk en stil gebied. Maar het  is anders dan de stilte van andere streken waar we gevaren hebben. Hier is het niet verlaten na vroegere welvaart, er is geen krimp, maar rust en stilte die nooit verstoord zijn. De dorpjes zijn op maat, de huizen zitten goed in de verf en het metselwerk. De akkers horen bij boerderijen in de buurt, niet bij Sovjetachige kolchozen zoals in noord-Frankrijk. Ze houden hier van het landschap, ze zorgen ervoor en houden het mooi. 

En wij varen er doorheen alsof het normaal is...
Het kerkje van Vouécourt
De Marne gaat onder het kanaal door





zondag 3 augustus 2014

Langres en de top van het Canal entre Champagne et Bourgogne


Place Diderot; die komt hier vandaan
Langres, ik kende het alleen van die opvallende plastiek langs de autoroute, le Soleil de Langres. Altijd voorbijgereden, op weg naar boeiender oorden – dacht ik. 
Het ligt hoog op een berg, omgeven door een grote ring van stadswallen. Op het eerste gezicht lijk het op de citadel van Carcassonne, maar die is te mooi, middeleeuws op z'n Disneylands. Dit is een echte vesting, volgens onze reisgids een acropole, een Hochburg dus, die het geluk heeft gehad ongeschonden door de drie laatste oorlogen te zijn gekomen. Volgende keer op de autoroute even afslaan dus. 

Vlakbij Langres bereikt het Canal entre Champagne et Bourgogne, het vroegere Canal de la Marne à la Saône, zijn hoogste punt. Daar gaat het met een tunnel onder de berg door waar het dorpje Balesmes sur Marne ligt, ongeveer op het punt waar de Marne ontspringt. De bronnen van de Seine en van de Meuse / Maas liggen niet ver weg, en aan de andere kant begint de Vingeanne, die een voedingsrivier is van de Saône. Het plateau van Langres is zo voor de Europese waterlopen een scheidingspunt drie kanten uit: naar het Kanaal, naar de Noordzee, en naar de Middellandse Zee.

Onder de berg door
Van hier af gaat het kanaal steeds natuurlijker, dunner bevolkt gebied in. De sluizen zijn handbediend, dus er rijdt de hele tijd iemand van de VNF met ons mee. 
Ons sluizentempo deze kant uit ligt een stuk lager dan toen we nog omhoog gingen. Het ziet ernaar uit dat men zuinig is met water en het liefst zo hoog mogelijk houdt. Het moet dus niet in een sluis lopen die misschien later weer leeggemaakt moet worden. Dus konden we tot hier toe meestal klaarstaande lege sluizen in varen om ons omhoog te laten zetten, nu moeten we vaak wachten tot de sluis voor ons gevuld wordt. Maar zoals we regelmatig aan de sluiswachters uitleggen, on'est pas pressé.