29 april 2014, zojuist de haven van Heusden
verlaten waar we pal voor de doorvaart naar de stadshaven op onze min of meer vaste
plek konden liggen. We varen dus op de Maas, waar we tot een flink eind in
Noord-Frankrijk op zullen blijven Het is nu nog een trage rivier in een vlak
land, die bovendien nog is onderverdeeld in een paar grote kanaalpanden,
vaarwatertrajecten tussen twee sluizen die van het tussenliggende gebied een
soort grote badkuip maken. Als je omhoog of omlaag moet, vaar je een sluis in
en neemt de lift naar de volgende badkuip. Voordat die sluizen er waren, ging
de stroom ongetemd naar beneden, en dat had zo zijn invloed op je vaarsnelheid
omhoog en omlaag.
|
Twee ouwe en een jonge |
We vertrokken gisteren uit Delft, van de kade bij
scheepswerf Boxce. Daar hebben we eerst nog even handen geschud met de drie
heren Bocxe, Frans, Jan en Frans. Komende zaterdag is er een receptie om te
bezegelen dat Frans Jr, ook bekend als Fransje ook al is hij 34 en 1,85 meter lang, de leiding overneemt
van vader Jan en oom Frans. Omdat wij niet bij de receptie kunnen zijn, hebben
wij de mannen maar een kistje met drie flessen jenever aangeboden, twee ouwe en
een jonge. Het is ook heel wat als in een familiebedrijf de zevende generatie
aantreedt. Opvolging in een familieonderneming kan een last en een
plicht zijn, maar het kan ook een rijk besef opleveren dat je bouwt aan iets
dat groter is dan jezelf.
De Delftse vaarwaterbadkuip ligt achter de
Parksluis in Rotterdam. Daar voeren we de Nieuwe Maas op, getijwater dat in
open verbinding staat met de zee. Vanaf Rotterdam is er over de Rijn 650
kilometer lang geen enkele sluis tot de bovenrijn bij Iffezheim, ver voorbij de
de doorgang door “het gebergte” bij de Lorelei, zo schippers dat noemen, en de
aftakking naar de Main. Een ideale situatie natuurlijk voor het transport over
water, al kost het met name in het gebergte in de opvaart flink brandstof om
tegen de stroom in te vechten.
De Maas biedt zoveel vrije ruimte niet. De eerste, of zo je wilt de laatste
sluis, is bij Lith, een kilometer of tachtig uit zee. Daarna gaat het matig
stapsgewijs via Roermond, Maastricht en Luik tot aan Namen, waarna het behoorlijk steil omhoog de Ardennen in gaat.
Waar we nu varen, zie je in het landschap nog
steeds de wijd slingerende meanders van vroegere Maasbeddingen, wat prachtige
plassen en stranden oplevert voor de recreatie. De rivier is nu drastisch
rechtgetrokken. Dat levert kortere vervoersafstanden op, maar ook een snellere roetsjbaan voor water dat uit de bergen naar beneden komt en voor overstromingen zorgt.
Dat de rivier in Rotterdam Nieuwe Maas heet, was vroeger misschien te verklaren maar is intussen een ongerijmdheid. Het Maaswater stroomt al lang niet meer langs Rotterdam naar buiten, maar gaat rechtstreeks via het Hollands Diep en het Volkerak naar de Oosterschelde. Waarschijnlijk is het vroeger niet anders geweest, water heeft altijd een voorkeur voor de kortste stroomafstand. Misschien hadden ze er in Rotterdam geen zin in aan de Nieuwe Rijn te liggen.